- 137
Poelau G-adong (het z.g.n. karbouwenpad) en het van daar langs
den rivieroever naar eerstgenoemde plaats terugleidende pad voor
troepengebruik geschikt was of gemaakt kon worden en tevens
om na te gaan of de bevolking de gegeven bevelen tot het slech
ten der versterkingen, het opruimen der versperringen en het
verbeteren van wegen had opgevolgd, rukte de Chef van den Staf
den len September van Pakan Bangkincmg uit met een colonne
sterk
1 peloton infanterie,
sectie genietroepen met 50 van pioniergereedschap voor
ziene dwangarbeiders en
2 man hospitaalpersoneel met 2 tandoe's.
Aan de colonne werd de sergeant-opnemer toegevoegd om den
te doorloopen weg in kaart te brengen.
Zij keerde den 4en September in het bivak te Pakan Bangkinang
terug.
De gevolgde voetpaden, hoewel zeer moeielijk, werden voor
infanterie goed bruikbaar bevonden.
Voor cavalerie en bergartillerie zijn zij niet geschikt en ook
niet geschikt te maken, tenzij men ze over groote afstanden
wilde omleggen.
Het pad langs de rivier was zelfs voor beladen koelies niet
te volgen.
Alle versterkingen waren volledig met den beganen grond gelijk
gemaakt en de bevolking was druk bezig met het verbeteren
der wegen.
De halve sectie genietroepen werd bij aankomst te Poelau Ga-
dong aldaar achtergelaten, omdat in het bivak te Pakan Bangki
nang nog slechts weinig werk voor genietroepen te verrichten
was en zij dus daar kon worden gemist, terwijl zij door het
opruimen van stroomversnellingen in Kampar Kanan en Batang
Mahat een werk van groot nut, ook voor de expeditionnaire
troepenmacht, verrichten kon.
De sergeant-opnemer werd te Poelau Gadong achtergelaten,
omdat hij in het moeielijke terrein op den marsch van Poelau
Balai naar die plaats de colonne niet vlug genoeg had kunnen
volgen en daardoor het laatste gedeelte van den afgelegden weg
nog niet had kunnen meten, zoodat hij, wilde men stukwerk