2
voortgaat in eene richting, welke men in verband met plaat
selijke toestanden en eischen de beste acht. Die plaatselijke
eischen zullen afhangen van het doel, waarvoor men fokt, hetzij
dat gefokt wordt voor den verkoop, hetzij dat men alleen voor
eigen gebruik fokt, dan wel voor beide doeleinden. Dit laatste
was in Groningen het geval. De landbouwer-paardenfokker had
op de veelal zware kleistreken behoefte aan een krachtig werk
paard, terwijl de handel vroeg naar een carossier met veel luxe
en zooveel mogelijk gang. Die beide eischen wilde men ver
eenigen en zoo kwam men tot het doel, dat zich thans de
fokkersvereeniging stelt, n. 1. het fokken van een elegant, solied
gebouwd koetspaard met vierkante, hooge, krachtige, vooruit
grijpende gangen.
Bij alle inschrijvingen en keuringen van wege de vereeniging
wordt dit doel scherp voor oogen gehouden en het is in hoofdzaak
daaraan te danken, dat men in een betrekkelijk gering aantal jaren
heeft zien gebeuren, dat het oorspronkelijk ras in deze pro
vincie geheel is verdwenen en plaats gemaakt heeft voor een
slag, dat reeds vrij goed aan het doel beantwoordt. Daar het
oorspronkelijk ras van een geheel ander type waszeer afhan
gend kruis, wel van voren hooge, doch geene vooruitgrijpende
gangen en van achteren niet volgendekon hier van reinteelt
geene sprake zijn en was men aangewezen op invoer van ma
teriaal uit het buitenland. Dat materiaal vond men in Olden
burg en van daaruit voerde men niet alleen dekhengsten in om
daarmede de inlandsche merriën te kruisen, doch sommige fok
kers volgden den snelleren weg door tevens merriën in te voeren.
Het is duidelijk, dat een krachtig werken in eene dergelijke
richting slechts kan plaats hebben door een goed georganiseerd
lichaam, waarin de fokkers onder leiding van hun bestuur allen
samengaan in ééne richting.
Een dergelijk lichaam vinden wij in de Provinciale Vereeni
ging ter bevordering der Paardenfokkerij in Groningen.
Haar doel is het bevorderen der paardenfokkerij door het
houden van keuringen, o. a. van hengsten, van merriën, van
merriën met veulens, en verder door het doen van alles, wat
door het bestuur geacht wordt te zijn in het belang der paar
denfokkerij (Artikel 2 der Statuten).