18 Landstallmeister, zooals b. v. de tegenwoordige leider van de fokkerij in Geile (Landstallmeister Dr. Grabensee). De hengsten an Neustaclt worden gedurende den dektijd (Maart, April, Mei en Juni) verdeeld over 98 stations; deze stations zijn zeer verschillend van sterkte, al naar de bestaande gelegenheid en de behoefte aan dekhengsten. Na den dektijd worden de hengsten weer op het depot vereenigd, alwaar zij, evenals ge durende den dektijd op de stations, eene geregelde en flinke beweging krijgen. Sedert enkele jaren, nu de landbouwer meer vraagt naar een zwaar, koudboedig paard, heeft men in dit depot ook Deensche hengsten, welke een zeer eigenaardig type vertoonen, volkomen geschikt voor zwaar werk in niet snelle gangen. De overige hengsten waren voor een groot gedeelte in Graditz en Beberbeck gefokte halfbloeds en verder naast een 40 tal Oldenburgers alle goedgefokte halfbloeds. De hengsten stonden nagenoeg alle in vrij ruime, van elkaar afgescheiden, standen; enkele, waaronder de drie volbloedheng- sten, stonden in luchtige hokken. De geheele inrichting was eenvoudig, doch practisehde overal heerschende rust zou niet doen vermoeden, dat men zich bevond te midden van meer dan 200 dekhengsten. Alles een duidelijk bewijs, wat door eene oordeelkundige behandeling kan worden verkregen. Het station- neeren der hengsten wordt geregeld door den G-estütsinspec- tor, die daarbij rekening houdt met de behoefte van de streek, waarin het station gelegen is en er tevens streng op let, dat verwantschapsteelt wordt voorkomen. Niet alleen, dat zulks van de zijde der leiding wordt voorkomen, doch ook de fokker, die van al zijne fokdieren nauwkeurig de afstamming kent, wacht zich nauwgezet voor de toepassing van die teelt. De arbeid der hengsten bestaat in hoofdzaak uit drafarbeid onder den man, waartoe een groote rijbaan naast de stallen eene schoone gelegenheid schenkt. Van de mede aanwezige gesloten rijbaan wordt zelden gebruik gemaakt, omdat, als het maar eenigszins mogelijk is, de voorkeur wordt gegeven aan den arbeid in de buitenlucht. Hengsten, welke zich er minder toe leenen onder den man te worden gereden, ontvangen beweging in het tuig of worden benut voor landbouwwerk, dat plaats heeft ten behoeve van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1902 | | pagina 50