59
Om 7 uur v.m. vertrokken, was Nalon reeds te 11 uur daarop»
bereikt.
Hier waren de brigades van luitenant Watrin bezig met rijst
stampen en werd door dezen officier rapport gedaan omtrent den
toestand in Linggö.
De afdeeling had bij Kërëlang een Atjeher van Peusangan gear
resteerd, die mij thans bij ondervraging mededeelde van Gajö's
te hebben vernomen, dat de pretendent over Oembang naar
het meer is teruggegaan met het voornemen naar Bëroeksa te
vluchten.
In verband met dit bericht, kreeg luitenant Watrin opdracht,
onverwijld eene brigade naar Linggö te zenden met schriftelijk
bevel aan luitenant Boreel, om met het geheel morgen naar
Onèng te komen en met de mededeeling aan dien officier, dat ik
mij te Lènang zal bevinden.
Luitenant Watrin bleef dus met twee brigades te Onèng en
mijne colonne begaf zich over Kong naar Lènang.
Hier werden behalve de achtergelaten gewonde Atjehersnog-
een gewonde man en eene vrouw aangetroffen, volgens hunne
verklaring bewoners van Lènang. Deze lieden deelden mede, dat
na ons vertrek van Lènang een 7 tal Gajö's waren gekomen, om.
de lijken der gesneuvelden te begraven. Naar hun beweren had
den zij 31 gesneuvelden begraven. Van de bende van den pre
tendent waren slechts twee pang's overgebleven n.l. Pang-Dja-
reung en Pang-Moeda; de overige aanvoerders en voorname lieden
waren gesneuveld. Slechts eerstgenoemde was even in Lènang
terug geweest. De vluchtenden waren in de richting van Oembang.
weggetrokken.
Ten einde een onderzoek te doen instellen naar de waarheid
van het bericht der 31 gesneuvelden, werden twee officieren naar
het ravijn gezonden, waar de lijken zouden zijn begraven.
Daar gekomen, heerschte een verpestende stank en ontwaarden
die officieren, dat het lijk van Nja' Mahmat Peureula' slechts met.
een weinig grond was overdekt geworden, terwijl eenige lijken
op de oude plaats onbegraven lagen, zoodat zij zich in allerijl uit
die omgeving moesten terugtrekken.
In Lènang was nog zeer veel padé aanwezig en kostte het niet
veel moeite om een rund of karbouw te schieten.