60
Luitenant Boreel ging van het bivouak Linggö met eene afdee-
ling van twee brigades naar Doesön en in de richting van Sa-
markilang en keerde over de bergen tusschen Samarkilang en
Sëroelö te 61/ 4 uur n.m. te Linggö terug.
Gedurende den marsch was deze patrouille van tijd tot tijd
beschoten.
Te 11 uur n.m. kwam de brigade uit Onèng aan met de op
dracht, zooals boven reeds is gemeld.
24 October.
In afwachting van de afdeeling uit Linggö werd in Onèng,
Nalön en Lènang met alle beschikbare krachten rijst gestampt.
Heden uitgezonden patrouilles vonden het voetpad, dat van het
plateau bij Möngkör is waargenomen en aan het einde van dat pad
op den top van een kalen berg eene schuilplaats, waarin nog een
gewonde werd aangetroffen. Deze gewonde beweert ook, dat alles
in de richting van Oembang is gevlucht.
Een gearresteerde Gajö vertelt hetzelfde. Deze man deelt ook
mede, dat men zegt, dat Këbajakan door lieden van Böbasan is
verbrand.
Omtrent de padé bericht hij, dat de rijstoogst reeds gedurende
drie achtereenvolgende jaren vrijwel is mislukt door de muizen
plaag en dat daarom de prijs van de padé zeer hoog is, thans
3 nalé de 1. Lènang maakte echter eene gunstige uitzondering
op dien regel. De rijstoogst was overvloedig. Het is dan ook
opvallend, hoe hier in den omtrek buitengewoon veel padé aan
wezig is en men zich niet de moeite heeft gegeven, om iets
weg te halen of te verbergen. In de andere gampöng's had men
aanvankelijk de padé ingekuild en daarna geheel weggehaald en
naar de schuilplaatsen gebracht.
Aan de sawah's is hier dan ook nog niets gedaan en heeft men
zelfs nog geen bibit uitgezet.
Het schijnt, dat men hier in de Gajölanden op elk gewild
tijdstip kan planten.
In verband met de ontvangen berichten mag worden aange
nomen, dat de pretendent weer naar het meer terug is.
Ten einde bij de vervolging zooveel mogelijk terrrein onveilig te
maken- zal langs verschillende wegen naar Takèngan worden