5
den afstand van 100 M. uit de vrije hand (Bijlage B. blz. 9)
verkregen.
Het schieten van beelden op afstanden boven de 600 M. werd
met het oog op de te verwachten spreiding en de kogelvanger
hoogte op het terrein te Rawa-Bangke niet raadzaam geoordeeld.
Trouwens de geschoten spreidingen, die tot op den maximum
afstand van het individueel vuur gaan, zijn voor het doel dezer
proef ruim voldoende.
Dat, vooral bij het vuren uit de vrije hand, de 1 dM. kortere
richtlijn aanleiding kan geven tot minder goede schietuitkom-
sten, behoeft natuurlijk geen betoog de proef met de 100 geweren
zal moeten leeren, in hoeverre het minder gewicht en andere voor-
deelige factoren dezen nadeeligen invloed opheffen.
f. Het vizier.
Door alle schutters zonder onderscheid werd geklaagd over
de inrichting van het vizier van het verlichte geweer, omdat
bij het smalle gezichtsveld tusschen de zijwangen het op de
korrel nemen van het doel bij de lagere vizierstanden aanmer
kelijk lastiger is dan bij het geweer M. 95.
Voorts werd zeer veel moeilijkheid ondervonden bij het juist
stellen van de klep voor de kleine afstanden, voornamelijk die
van 300 en 400 M.; zelfs de bokschutters maakten hierbij, nadat
zij toch reeds anderhalve maand dagelijks met het geweer gescho
ten hadden, soms nog fouten.
g. De grendelknop.
De grendelknop van het verlichte geweer werd door de-
schutters, zoowel Europeanen als inlanders, geoefende (bok
schutters) en ongeoefende, algemeen te klein geoordeeldslechts
een enkele inlander vond den kleinen knop aangenamer in de
hand Vooral bij het „snel vuren" deed zich dit bezwaar ge
voelen, wanneer geeischt werd, dat het openen van den grendel
geheel1 volgens het dienaangaande in het exercitie-reglement voor-
geschrevene plaats had.
Niet zelden werd daarbij ook het sluiten niet behoorlijk ver
richt en de grendelknop niet geheel naarrechts omgelegd, waarvan