TE PRETORIA
{Januari 1900).
Bij aankomst te Pretoria stelden wij ons dadelijk op de hoogte
wan de geneeskundige hulp te velde, door de beide Republieken
■zelve georganiseerd, alsmede van die der vrijwillige hulp.
De hulpmiddelen der Republieken zelve waren niet groot.
De meest krachtige hulp werd verleend door vrijwillige hulp,
zoowel uit Transvaal zelve, als van elders toegezonden. Yan de
ambulances, door vrijwillige hulp in Z. A. zelve verschaft, was
de voornaamste die der Pretoria-afdeeling van het Tranvaalsche
Roode Kruis; de genoemde afdeeling had eene ambulance uit
gerust, aan het hoofd waarvan Dr. Rijkens als leider stond, en
waarbij Mevrouw Ameshoft-Baronnesse van Ittersum als direc
trice fungeerde.
Van de uit den vreemde gezonden ambulances waren reeds
ter plaatse aangekomen: de Eerste Hollandsche ambulance, ter
wijl de Tweede op komst was; verder een tweetal Duitsche
ambulances, alle uitstekend uitgerust.
In de toen heerschende omstandigheid van den oorlog (Decem
ber 1899) was eigenlijk de geneeskundige hulp meer dan over
vloedig, waarop de Heer Pot-t te Lorenzo Marquez ons reeds
eenigermate had voorbereid; dubbel gretig namen wij dus de
aangeboden gelegenheid aan, om de leiding der Pretoria-afdeeling
van het Transvaalsche Roode Kruis op ons te nemen, daar
Dr. Rijkens, wegens zijne benoeming door de Zuid-Afrikaansche
Spoorweg-Maatschappij, zijne functiën als ambulance-arts moest
staken.
Met het Centraal-Comité van het Zuid-Afrikaansche Roode
Kruis werd nu overeengekomen, dat collega B. ten snelste zou
vertrekken naar Cronjé's lager, terwijl ik eerst Dr. Rijkens (die
Teeds vertrokken was uit Modderrivier) te Pretoria zou opwachten,