6
Te Boengang Taloë werd volstaan met geiten, schapen en
pluimgedierte en een enkel maal met tarbouwenvleesch, een en
ander uit de verlaten kampongs opgehaald.
De Amboineesche soldaat schijnt een afkeer te hebben van
dat vleesch, zelfs zoo, dat door het meerendeel de soep niet ge
geten werd.
Een enkel maal werd vleesch in blik en gehakt verstrekt-
Kruiden, vooral lombok, waren te Poelo Teungoh schaars en
het lombokpoeder is bij den Amboineeschen soldaat niet ge
liefd zelfs op herhaald aandringen, en niettegenstaande hooge be
taling, werden versche groenten voor sajor haast niet aangebracht-
Het menu was dan ook zeer eentonig.
Op Seunagan en Boengang Taloë was de voeding beter.
Terwijl op Seunagan de bevolking allerlei vruchten en sajorans:
benevens gevogelte te' koop aanbood, was te Boengang Taloë
door de overhaaste vlucht der bevolking ruimschoots van dat-
alles aanwezig.
Toen door ons lang verblijf in Seunagan de uitgeweken be
volking al meer en meer begon terug te keeren, werd meer
voeling met deze verkregen, en werden, toen na 1 x/2 maand het
bivouak verplaatst werd naar Djeuram, langzamerhand allerlei-
levensmiddelen dagelijks in groote hoeveelheden te koop aange
boden, waardoor de menage aanmerkelijk verbeterde.
De 4e compagnie maakte van 27 Juli t/m 13 Augustus en
van 16 t/m 26 Augustus een tocht door de landstreken Trangr
Tadoe, Tripa en Kwala Batéë.
De commandant der compagnie rapporteerde daaromtrent het
volgende:
Oorspronkelijk werd deze colonne uitgerust met één dag rijst
en veertien dagen vleeschvoeding (dengdeng, gedroogde visch,
Australisch vleesch en gehakt) koffie, thee, zout, olie, sambalpoeder.
In het Boven- en Midden Tranggebied werd geleefd ten koste
der als vijandig aangemerkte bevolkingde hier gevonden rijst
was reeds ontbolsterd, dus blijkbaar aangevoerd; in Beneden
Trang werd niets aangetroffen.
De tocht voerde door schaars bevolkte streken, of sedert lang
verlaten kampongs.
In Tadoe en Tripa werd tegen hooge prijzen rijst aangekocht;