14
Was de troep in Doesoen reeds op 3/4 ration rijst gesteld, in
Onèng moest het ration op 1/2, en al spoedig op x/4 worden
terug gebracht.
Gelukkig was in Doesoen voldoende vee en werd in Onèng op
H; 1 uur afstand een karbouwenkraal ondekt, terwijl eenig vee
gaandeweg naar de oude stallen terugkeerde, zoodat het vleesch-
ration gedurende den geheelen tocht toch reeds verdubbeld, nog
meer verhoogd kon worden, en aldus de vermindering van het
ration rijst kon worden vergoed.
Het is waar, dat, hoe geringer het aantal open te houden
monden is, des te gemakkelijker voldoende voedsel gevonden kan
worden, doch daartegenover staat, dat ook minder vlug een vol
doende hoeveelheid rijst vooruit gestampt kan worden, met het
oog op de volgende marschdagen.
Bij voldoende voorraden is, met het oog daarop, een groot
aantal dragers (lees „stampers") voordeelig, wanneer althans het
aantal rijstblokken eveneens voldoende is. Wel kan desnoods
met de handen gestampt worden, doch ook de dwangarbeiders
geven de voorkeur aan de zwaardere djeungki's, waarmede vlugger
gestampt wordt, en hetwelk minder vermoeiend is.
Wat het rijststampen aangaat, is de beste wijze op taak te
werken.
Bij elke djeungki werden een morgen- en een middag-ploeg
ingedeeld. Elke ploeg moest 40 KG. gezuiverde rijst leveren en
mocht dan inrukken. Gewoonlijk werd gestampt van O1^
uur HV2 uur v-m- en van 125 uur n. m.. De ploegen, die
geen 40 KG. hadden afgeleverd, moesten 's avonds nastampen.
Op die wijze werd per djeungki en per dag 80 KG. geleverd,
d. i. gemiddeld 8 KG. per uur. Elke ploeg telde 7 a 8 man, 3
man brachten de djeungki in werking, 1 man behandelde de
rijst in het blok, 3 a 4 man wanden (djièë); zij losten elkaar
onderling af.
Waren er te veel djeungki's om met aflossing te kunnen wer
ken, dan mocht op niet meer dan 6,75 KG. per djeungki en
per uur gerekend worden, en werd als taak gesteld 65 KG. rijst
te leveren.
In den aanvang wonnen de Atjehsche dragers het van de
•dwangarbeiders, doch weldra overtroffen dezen hen.