- 25
ten verloren, onderling verwisselden enz. enz., behoorde in den
beginne tot de dagelijksche beslommeringen der registrateurs.
Dat eene nieuwe inschrijving een geheel opnieuw beginnen be-
teekende, zal een ieder inzien, die den waren aard van het Boe
renleger begrijptimmers het was een aanhoudend va-et-vient
van Burgers, die óf „huis-toe"gingen, dan wel pas in het com
mando aankwamen enz. Werd een veldcornet gevraagd, hoe
sterk zijn cornetschap was, dan was geregeld het antwoord, dat
dit wel een paar honderd was, maar het ook wel minder dan
honderd kon zijn.
Zooals uit artikel 4 der instructie voor de inspecteurs blijkt,
werden de namen der op commando zijnde burgers in een
registerboek ingeschreven, welke boeken dubbel gepagineerd
waren waarvan één blad geperforeerd was, zoodat dadelijk
bij de inschrijving de copie gemaakt kon worden door eenvoudig
een gecarboniseerd papier tusschen de bladen te leggen.
Yan een blad uit een dergelijk register laat ik hier een copie
volgen.
(Zie bijlage No. 5, in werkelijkheid met potlood geschreven,
te velde.)
De verdere gang van zaken blijkt uit de inlichtingen, die
Prof. Molengraaf! mij bereidwillig van uit Hilversum (Juni 1901)
verschafte.
In Pretoria werden daaruit (de registers zooeven bedoeld) drie
registers samengesteld: No. 1 bevatte de nummers in doorloo-
pende volgorde, en daarachter alleen naam en voornamen van
den strijder, woonplaats, en commando: dus als het ware eene
copie van het primitieve, te velde gemaakte register; maar,
daar men in den aanvang op geen duizendtallen na wist, hoe
veel man te velde waren, moest men voor ieder commando of
onderdeel telkens een partij kaarten aan den inspecteur mede
geven, zonder dat men wist hoeveel dezer kaarten gebruikt wer
den. Het gevolg hiervan was, dat in de volgorde der nummers
soms belangrijke hiaten waren, welke eerst later konden aan
gevuld wordenvandaar dat een afzonderlijk register noodig was.
Hierbij volgt nu een afschrift van een blad uit het laatst
bedoelde register. (Zie bijlage No. 6.)