87
welke de koloniale oorlogvoering daaraan stelt, heeft de sedert
1890 ingevoerde mitrailleurafdeelingen gesplitst in infanterie- en
cavaleriemitrailleurs.
Van de infanteriemitrailleurs is aan elke infanteriebrigade
één sectie (2 Maxim-mitrailleurs) toegevoegd.
De mitrailleurs worden vervoerd op een tot het medevoeren
van 4000 patronen ingerichten raderaffuit, bespannen met één
paard, dat aan de hand wordt geleid.
De overige munitie wordt vervoerd in met twee paarden
bespannen patrooncaissons (1 per sectie).
Alleen de sectiecommandant is bereden; het overige perso
neel is te voet.
Yoor opleiding en oefening in vredestijd zijn deze sectiën
ingedeeld bij één der bataljons; echter zijn voorzieningen ge
troffen, dat ook bij de overige bataljons zich personeel bevindt,
dat in de bediening der mitrailleurs is geoefend.
De cavaleriemitrailleurs zijn ten getale van 2, eveneens sec-
tiesgewijze, toegevoegd aan de cavaleriebrigades (3 regimenten)
en aan de bataljons bereden infanterie, zoodat bij de cavalerie-
divisiën (2 cavaleriebrigades 1 bataljon bereden infanterie),
welke eerst bij mobilisatie worden geformeerd, drie mitrailleur
sectiën aanwezig zijn.
De mitrailleurs (Maxims) worden vervoerd op raderaffuiten,
ingericht tot het medevoeren van 3500 patronen en bespannen
met 2 paarden, welke uit den zadel worden bestuurd. De ove
rige munitie wordt vervoerd in met 4 paarden bespannen pa
trooncaissons (2 per sectie).
Alleen de commandant en het kader zijn bereden. De
bediening is verdeeld over de zitplaatsen op de affuiten en
caissons.
Als vredesindeeling zijn de cavaleriemitrailleursectiën elk
aan één der regimenten toegevoegd van de overige regimenten
moeten echter 5 officieren en 50 minderen in de bediening
enz. van de mitrailleurs geoefend zijn.
Bij de reorganisatie der Yeomanry, welke als uitvloeisel van
den Zuid-Afrikaanschen oorlog plaats vond en waarbij dit
ruiterwapen in regimenten van vier eskadrons werd ingedeeld,
werd tot de toevoeging van één mitrailleursectie per regiment