- 106 een regeling, welke op het tijdstip van mobilisatie zoude leiden tot invoering in het leger van een beduidend aantal in uniform gestoken draagkoelies. Bij de organisatie der infanteriemitrailleurs moet, wel is waar, aanvulling van het personeel uit de infanterie op den voorgrond staan, maar, naar vermeend wordt, mag hiermede niet verder gegaan worden dan het personeel, dat ook in de bediening en de munitieaanvulling (dus als patroonaandragers) wordt geoefend. Aan de infanterie, tot zulk een aantal als voor het vervoer van de uitrustingen der mitrailleurafdeelingen noodig zal blijken 1), physiek krachtig gebouwde soldaten te ontnemen om ze voor zuiveren draagdienst te bezigen, verdient geen aanbeveling. Bovendien zou het niet billijk en vermoedelijk op de werving van onze inlandsche militairen van nadeeligen invloed zijn, indien per sonen, welke zich voor den dienst als soldaat verbonden, tot het verrichten van draagdienst (koeliedienst) werden gedwongen, zoodat alléén op het recruteeren van dragers uit de infanterie mag worden gerekend, voor zoover zulks vrijwillig kan geschieden. Blijkt dan de animo even gering als zulks het geval was onder de inlandsche fuseliers bij het lle Bataljon gedurende de proef nemingen der commissie, niettegenstaande aan een indeeling bij de mitrailleurafdeelingen vrijstelling van korps- en garnizoens diensten verbonden was 2), dan is het aan twijfel onderhevig of door recruteering uit de infanterie wel het dragerspersoneel' voltallig zou zijn te houden. Voornamelijk dus omdat het vervoer door dragers moet leiden tot een permanente uitbreiding van het leger met een bijzondere categorie van militairen en omdat die vervoerwijze den nasleep van de mitrailleurs vergroot en de aanvulling en verpleging van 1) Per infanteriemitrailleurcompagnie zijn voor het vervoer van de in Bijlage VI aangegeven oorlogsuitrusting benoodigd: a. bij het gevechtsechelon150 dragers. b. bij den gevechtstrein100 250 dragers. 2) Voortdurend deden de bij de infanteriemitrailleurafdeelingen ingedeelde inlandsche fuseliers het verzoek om weder hun gewonen dienst te doen, waar voor meestal de reden was, dat zij in hun verwachting ten opzichte van den dienst bij de mitrailleurafdeeling waren teleurgesteld, nu hun gebleken was, dat daarbij het «dragen" een voorname plaats innam.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1903 | | pagina 364