III.
Organisatie der bereden mitrailleurcompagnie.
1. Aantal mitrailleurs per compagnie.
Voor de cavaleriemitrailleurs bestaat eenige meerdere aan
leiding om, ter verkrijging van een zoo groot mogelijke beweeglijk
heid, de mitrailleurs bij groepen van vier tot zelfstandige organieke
eenheden te vereenigen. Aangezien echter de voorstanders van
deze groepeering welke als eenige mitrailleurorganisatie bij
een groote legerafdeeling niet voldoende gevechtskracht bezit
op een toevoeging van minstens tivee van zulke compagnieën aan
de betrekkelijke legerafdeelingen rekenen 1) en deze voor het
tactisch gebruik ook veelal onder één commando wenschen te
vereenigen, levert bij slot van rekening deze groepeering voor
de practijk slechts zeer weinig verschil op met de organisatie,
door de commissie voor de infanteriemitrailleurs voorgesteld, nl.
van 8 mitrailleurs per compagnie, waarbij aan de pelotons een
zekere mate van zelfstandigheid, bij het tactisch gebruik, wordt
gelaten.
2. Samenstelling en indeeling.
De samenstelling en indeeling der compagnie bereden mitrailleurs,
welke in de Tabellen G. t/m. I van Bijlage IV gedetailleerd zijn
aangegeven, berusten in hoofdzaak op dezelfde grondslagen
als die der infanteriemitrailleurs en behoeven derhalve, na het
geen daarvan reeds werd gezegd, weinig toelichting.
Evenals bij de infanteriemitrailleurs is de compagnie verdeeld
in 2 pelotons (vuureenheden), welke weder onderverdeeld zijn
in 2 sectiën.
Tot het detacheeren van zelfstandige sectiën, onder commando
van officieren, is een ruime gelegenheid gelaten.
1) Zie o. a. Rouquerol: »Organisation de 1'artillerie de campagne a tir rapide",
blz. 128, en Streffleur April 1902.