159 De indeeling van het Europeesch en het inlandsch kader bij gevechtsechelon en gevechtstrein, alsmede van het hulppersoneel, welke op dezelfde overwegingen als bij de infanteriemitrailleurs is gegrond, behoeft geen nadere bespreking. Ten einde het toch reeds belangrijk getal rijpaarden der oor logsorganisatie niet nog meer uit te breiden, is het reserveper- soneel bij den gevechtstrein beperkter dan bij de infanteriemi trailleurs. 3. Bewapeningkleeding en uitrusting van het personeel. Om gelijke redenen als reeds vermeld, wordt ook voor de bereden mitrailleurs een bewapening met zelflaadpistool en een marechausséesabel doelmatig geacht. Ook in de uitrusting van de patroonaandragers met verdeel- bare draagstokken en het mede te voeren pioniergereedschap be hoeft geen ander verschil te bestaan met de infanteriemitrailleurs, dan dat deze uitrustingstukken door de daarvan voorziene ruiters aan het paard worden medegevoerd. Yoor de kleeding geldt in hoofdzaak hetgeen reeds omtrent de zichtbaarheid van de helmhoedversierselen en de lichte kleur van de slobkousen werd opgemerkt. De geleiders der pakpaarden moeten voorzien worden van een lederen rijkap en een rijzweep. 4. Munitieuitrusting. Een moeilijke factor bij de organisatie der bereden mitrailleurs met draagpaarden, welke zijn invloed vooral op het bij het ge vechtsechelon mede te voeren aantal patronen doet gevoelen, is het groot aantal troepenpaarden dat daarbij wordt vereischt. Niettegenstaande de beperking, welke de commissie te dien opzichte heeft nagestreefd, en de invoering van munitievoertuigen bij den gevechtstrein, is het aantal troepenpaarden der compagnie op oorlogsvoet toch nog geklommen tot 150, nl. 94 rijpaarden, 34 draagpaarden, 22 trekpaarden;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1903 | | pagina 417