YI.
Wijze van invoering.
Betrof de oplossing van het mitrailleurvraagstuk alleen de in
voering van een nieuwe bewapening bij reeds bestaande organi-
satiën, zooals indertijd de invoering der repeteervuurwapenen bij
de infanterie en de cavalerie en thans weder het eerlang te ver
wachten snelvuurgeschut bij de bereden artillerie, vermoedelijk
zouden de resultaten van het thans geëindigde onderzoek vol
doende zijn, om de komst van het voor invoering in aanmerking
gebrachte mitrailleurmaterieel zonder nadere voorbereiding af te
wachten.
Waar echter die invoering het oprichten met zich brengt van
een aantal geheel nieuwe organisatiën, bewapend met een vuur
wapen welks tactisch gebruik een geheel ander karakter draagt
dan dat der thans bestaande veldvuurwapenen, is een voortge
zette voorbereiding noodzakelijk, waartoe niet alleen de voor het
onderzoek der commissie te Batavia en Meester-Cornelis in het
leven geroepen mitrailleurafdeelingen moeten worden bestendigd,
maar aan deze tevens een zoodanige samenstelling dient te wor
den gegeven, als voor eene beproeving van de wenschelijk geachte
toekomstige organisatie en organieke indeeling wordt vereischt.
Aangezien het eerste onderzoek der commissie voornamelijk ge
richt moest zijn op een keuze uit de drie ter beproeving uitgezon
den stelsels, werden met het proefmaterieel 2 infanteriemitraillmr-
afdeelingen gevormd, waarbij sectiesgewijze in één afdeeling 2 Ma
xim-, 2 Hotchkiss- en 2 Skoda-mitrailleurs werden samenge
voegd 1), terwijl de bij het 3e eskadron ingedeelde cavaleriemitrail-
leursectie eerst met Skoda's en later met Maxims werd uitgerust.
i) Zie het door de commissie ingevolge artikel 2 van hare instructie opge
maakt schema voor het verloop der proefneming (aangeboden bij d.z. schrijven
■dd. 4 Juli 1902 No 2) (Bijlage X).