204: mitrailleur uitdrukken in het totaal aantal schoten dat er mede gedaan is, zonder acht te slaan op het munitiemerk. Gebleken is, dat de mitrailleurs 169 t/m 174 gemiddeld respectievelijk 5.7 pCt., 2.3 pCt., 5.4 pCt., 0.95 pCt., 2 pCt. en 4.6 pCt. haperingen gaven, wat dus inderdaad tot de volgorde in vuurwaarde leidt van: 172, 173, 170, 174, 171 en 169. Opmerking verdient, dat ook bij deze proeven weder een veel grootere vuursnelheid werd geconstateerd dan bij de proeven te Scheveningen was gevonden en dan de kapitein der artillerie van het Nederlandsche leger F. Dell aangeeft. In stede toch van bij langzaam, gemiddeld en snel tempo 175, 250 en 350 respectievelijk 80, 180 en 350 schoten per minuut, bleken de vuursnelheden bij deze proef gemiddeld 210, 270 en 540 schoten te bedragen. Deze ervaring leidde tot de gedachte, dat misschien de gasspan- ning in het wapen te groot was, waartoe het kleine kaliber der mitrailleurs (6.46 en 6.47 m.M.) zou kunnen medewerken. In verband hiermede werd dan ook een kleine proef 1) in die richting genomen, welke echter tot het besluit voerde, dat te groote gas- spanning niet de oorzaak der veelvuldig voorkomende haperingen kon zijn. Uit bovenstaande beschouwingen kan worden afgeleid, dat hoezeer bij de proeven gebleken is dat de Skoda-mitrailleurs uiterst gevoelig zijn voor verschillen in de afmetingen der patro nen, welke de tolerantiegrens van de munitie van het geweer M. 95 niet te boven gaan de slechte werking toch grootendeels aan technische en constructieve gebreken moet worden geweten. Eenmaal tot dit besluit gekomen, is het niet van belang ont bloot het aantal, den aard en den duur der stoornissen na te gaan. 1) Ten einde de gasspanning nog te vermeerderen werd nl. van eenige patro nen de lading vergroot en bleek men hiermede tot 0.2 gram per patroon te kunnen gaan, zonder hiervan nadeel bij de werking van het mechanisme te ondervinden. Bij deze patronen kwam toch slechts één hapering voor, doordat een huls scheurde en het voorste gedeelte daarvan in de kamer bleef zitten. Volledigheidshalve werd nu ook nog geschoten met eenige patronen met vermin derde lading, waarmede men niet verder bleek te kunnen gaan dan 0.3 gram per patroon, omdat toen reeds eenmaal het slot onvoldoende werd geopend en eenmaal een huls niet behoorlijk werd uitgeworpen, maar in het mechanisme viel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1903 | | pagina 462