251 Indien dit in verband met andere omstandigheden (oefeningen der artillerie) mogelijk blijkt, wordt het in het veronderstelde geval zelfs wenschelijk geacht de afdeeling, zoolang als zij zelf standig geoefend wordt, niet te Tjimahi maat- te Batoe-djadjar te doen verblijven. 9e. Met het oog op de latere indeeling van eene sectie (2) mitrailleurs bij het 30 Eskadron cavalerie worden aanvankelijk van dit onder deel 1 luitenant, 1 Eur. wachtmeester en 1 Eur. korporaal aan gewezen om gelijktijdig met de officieren en minderen van het lle Bataljon infanterie het onderricht te ontvangen, sub 2e en 36hiervoren bedoeld. De luitenant is bestemd om later op te treden als sectie commandant, de wachtmeester en korporaal worden voor de functie van mitrailleurcommandant opgeleid. 10e. Is het sub 9e bedoelde personeel voldoende geïnstrueerd om zelf onderricht te kunnen geven, dan gaan 2 (Skoda-) mitrailleurs over bij het 3e Eskadron en worden door dat personeel 6 Eur. cavaleristen (2 handlangers en 4 patroondragers) voor den dienst bij de sectie opgeleid. lle. Is de elementaire opleiding ook van deze cavaleristen beëindigd, dan wordt de sectie eerst zelfstandig, later in verband met het eskadron in het terrein geoefend, op dezelfde wijze als is aange geven voor de mitrailleurafdeeling die bij het lle Bataljon blijft ingedeeld (punt 8e, 2e alinea). Ook het bepaalde in punt 8e, derde alinea, is voor deze sectie van kracht. Bij die oefeningen wordt al het materieel ook de munitie uitsluitend op draagpaarden vervoerd, in verband waar mede het noodig zal zijn bij het 3e Eskadron cavalerie enkele rijpaarden voor dat doel geschikt te maken. Waarschijnlijk zal op de toevoeging van afzonderlijke paarden- houders aan de sectie te rekenen zijn, doch, aangezien voor deze

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1903 | | pagina 511