64
ciosa werden aan onze intendante, Mevr. Ameshoff, afgegeven.
Hunne eigen kleeren werden genoteerd, zoo noodig naar den
waschman gezonden, overigens alles bij elkaar gebonden en van
een kaart voorzien (zie Plaat I, fig 2). Met deze kaart werden
de lijders zelve dan later ter evacuatie dan wel naar elders
gezonden.
Wapens weigerden wij uit voorzichtigheid steeds in de am
bulance op te nemen.
Verband- en operatiekamertjes werden alleen met het hoog noodige
gemeubileerdde beschrijving van het meubilair volgt hieronder
bij de bespreking onzer uitrusting.
Ziekenkamers. In het hoofdgebouw zelve waren behalve ope
ratie- en ver bandkamertjes meestal niet meer dan 2—3 zieken
kamers aanwezig voor de zwaardere verwondingen bestemd, die
aldaar öf geïsoleerd of met 23 in één kamer lagen.
Na reiniging werd in de kamers niets anders gezet dan de
ijzeren bedden, waarvan wij steeds een varieerend aantal van
25—35 bij ons hadden en die uitstekend voldeden (zie bij uit
rusting), benevens eenige tafeltjes.
Alle onnoodige wandversieringen enz. werden natuurlijk uit de
kamers verwijderd.
Behalve de ziekenkamers werd in het hoofdgebouwtje nog
steeds ingericht een vertrek, dat als eetkamer voor het personeel
dienst deed; ruim was het natuurlijk lang niet altijd. Een
keuken en een provisiekamer maakten het verdere deel uit van
het hoofdgebouw.
Meestal kon dan nog in dat zelfde huis, dan wel in een aan
grenzende woning, een kamer ingericht worden, waar eenige of
alle dames onder dak gebracht werden. In Brandfort hadden
wij, behalve het hoofdgebouw, nog een 8 tal naast en tegen
overliggende woonhuizen in gebruik.
Verlichting. Wij kenden beiden uit Atjeh de groote moeielijk-
heid om voor voldoende verlichting van de ambulance te zorgen
en had dit punt reeds dikwerf een onderwerp van gesprek uit
gemaakt gedurende onze zeereis. Bij aankomst te Pretoria werd
de zaak niet eenvoudiger, daar behalve de gewone petroleum
lampen weinig anders ter plaatse verkrijgbaar was en van pe
troleum geen bijzonder groote voorraad aanwezig en de prijs