Bijlage I. Acetyleen gasapparaat. Inrichting van de geleiding. {Plaat II). Het apparaat bestaat uit een (zie schema I) generator B, inhoud 36 Liter, gashouder C, inhoud (schat ik) 1li kub. Meter, regulator D. Generatorbestaat uit een gegalvaniseerd ijzeren vat B met deksel met een stevig sluitenden wand. (Zie schema II). Dit vat moet tot a gevuld worden met water en daarin worden de calciumcarbidhouders geplaatstF. F1, enzin ons toestel waren er 8 in het geheel. De bodem van het vat B is geperforeerd door gegalvaniseerd ijzeren buisjes b, b',b" enz, wier boveneinden hooger reiken dan de uitvloeiingsopening a. Een calciumcarbidhouder (zie schema III, doorsnede ontwik kelaar) bestaat uit 4 deelen, t. w. een buisje c, dat over zijn geheele lengte vastgesoldeerd is aan de bus d, alleen van boven door eene opening e, daarmede in verbinding staat. Zoowel de buisjes c als de bussen d zijn van boven afge sloten, beneden open. In de bussen d sluit een 2e bus f, die iets nauwer is dan de eerste en tevens iets korter. Deze bussen f hangen door middel van stevige veeren in de bussen d. De bussen f zijn van ettelijke kleine ronde gaatjes voorzien, voorts beneden afgesloten en bij g van een handvat voorzien. In de genoemde cylinders f passen cylinders h, welke een voudig dienen, om te voorkomen, dat het calciumcarbid direct in aanraking komt met het vat f, daar dan de gaatjes in deze bussen direct verstopt worden en bovendien vreet het carbid de wanden spoedig aan. De werking is nu als volgt: Men neemt den geheelen carbidhouder uit het toestelneemt de cylinders d en f uit elkaar en vult nu de cylinders h (welke laatste in de bussen f zijn gebleven) ongeveer tot 1/2 a 2/3 met

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1903 | | pagina 86