54
weigerd zich te melden, zoolang hare Rödjö Moedö zich nog:
in Pënösan ophield.
17 April.
De gisteren uitgerukte verkenningspatrouille keerde te 4.80'
uur n.m. terug. Zij betrok gisteren namiddag het bivak in
Oerang Kaja, even bovenstrooms van Tjané Oekön gelegen.
Slechts Tjané Oekön en Toenggöl, welke kampongs één geheel
vormen, schenen versterkt; uit Lëmpëlam liep de bevolking op-
het zien der patrouille weg. Op weg naar Tampèng stootte-
de afdeeling bij den top van de Goenöng Api op eenige vijan
delijke schutters, waarvan er twee werden neergelegd, terwijl
ook een geweer in onze handen viel; hun vuur berokkende-
ons echter één gewonden dwangarbeider. Bij de afdaling naar
Tampèng en Rëma werd slechts waargenomen, dat beide kam
pongs versterkt zijn, doch een behoorlijke verkenning van eerst
genoemde kampong kon niet gemaakt worden. Van de vijan
delijke bende die de patrouille trachtte te bestoken werden,
door achtergelaten hinderlagen twee lieden neergeschoten. Het-
onderzoek naar goud bleef zonder resultaat.
Een afdeeling van twee brigades onder kapitein Scheepens,,
die tot dekking van luitenant Hoedt en een opnemer naar Tö-
kéq en Pisang Aboe uitrukte, keerde te 5 uur n.m. terug; zij.
zag in het Panggördal een gedeelte van de bevolking reeds
teruggekeerd.
De Këdjoeron leverde een gedrosten dwangarbeider uit, die
door kwaadwilligen was verwond.
18 April.
Te 1.30 uur 's nachts ging luitenant Aukes met drie briga
des hinderlagen leggen op de Blang Rëma en keerde te 10 uur
v.m. terug met een buitgemaakt geweer; hij had één vijand
kunnen neerschieten.
De 2e luitenant Christoffel kreeg opdracht met twee brigades
en één dag vivres te gaan patrouilleeren in Réket Göip en daarbij
zoover mogelijk stroomafwaarts door te dringen, ten einde de
bevolking vrees aan te jagen en haar zoodoende tot onderwer
ping te brengen; eene opnemer vergezelde deze patrouille.
Met een brigade bezocht de colonnecommandant Badaq en