57 en 5 gevangenen, benevens een bronzen lilla, 76 geweren, w.o. 2 achterladers, zeer veel blanke wapens, eenige levensmiddelen en goederen bleven in onze handenhet overige had men blijk baar te voren reeds in veiligheid gebracht. Gedurende het gevecht trachtte de vijand in verschillende richtingen over de borstwering te ontkomen, waarbij verschei- denen jammerlijk in de randjoes der versperring omkwamen. Ook in de drassige sawahs om de kampong, waarop de padi tot kniehoogte stond, zijn vele vijanden neergeschoten. Onzerzijds sneuvelden 6 militairen en werden 5 officieren en 39 minderen gewond, waarvan er één later aan de bekomen wonde overleed. Na afloop van het gevecht betrok het geheel een bivak in de verlaten kampong Lëmpëlam, waar alles om 3.30 u. n.m. was verzameld. Yan de gevangenen werd vernomen, dat Tjané Toa, Ampa- Külaq, Köpür, Manggang en Künéng niet versterkt zijn en dat de bevolking dezer kampongs deels was gevlucht en deels in de ge nomen versterking had meegestreden. Verscheidene lieden zou den ook naar Tampèng zijn gegaan, omdat zij daar familierela ties hadden en zij deze kampong buitengewoon sterk achtten. Onder de dooden des vijands werden o.a. herkend Këmaia ïtödjö en een ex-Këmala Dërna, Ama-n-Prögö. Voor de gedetailleerde beschrijving van de vermeestering van het complex Tjané Oekön—Toenggöl wordt verwezen naar het betrekkelijk gevechtsrapport (bijlage 10). 22 April. Nog een dag zou in het bivak Lëmpëlam worden verbleven, ten behoeve van de opmetingen en het goudonderzoek en ook om den omtrek nog eens goed te doen afzoeken. Daartoe rukten te 7 uur v.m. twee patrouilles, ieder ter sterkte van twee brigades, uit. Eene er van, onder bevel van den luitenant-opnemer Hoedt, ging met een der opnemers over Tjané Toa, Ampa Külaq, Küpür en Manggang naar Künéng en een eindweegs het voetpad naar den Intém-intém op. Zij vond alle kampongs nog verlaten, legde een vijand neer, maakte diens voorlaadgeweer buit en was te 2.45 uur n.m. weer terug.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 105