61 vrouwen en kinderen; zij allen krijgen nu vergunning in Koetö Blang te gaan wonen. 27 April. De colonnecommandant begaf zich onder dekking van drie brigades naar Tampèng om deze versterking nogmaals, en nu van de noordzijde te verkennen; de verkenning kon worden doorgezet tot op het sawahterrein tusschen Tampèng en Rëma, zonder dat de vijand haar in het minst bemoeilijkte. Op den heenmarsch werd Rödjö Moedö Rëma ontmoet, die een onder- werpingsbrief aan den Këdjoerön ging brengen. Te 2.30 u. n.m. was deze verkenningspatrouille in het bivak terug. Een brigade en een sectie infanterie rukten, onder den Eur. sergeant Pinger No. 41635, met éen dag vivres uit, om de' opneming te dekken bij Oemö Angasan aan den bovenloop der Wöih ni Pënösan. De patrouille Ebbink keerde te 1 ure n.m. terug en had één vijand neergelegd. Zij had gebivakkeerd in Sëngapa, doch niet' veel succes kunnen behalen, omdat de bezetting van Pënösan gedurende den geheelen nacht waakzaam was, blijkende uit beweging met fakkels over de borstwering. De Këdjoerön bericht, dat Rëma's brief het verzoek behelst, zich te mogen melden met de aan Tjéq Rëma ondergeschikte- kampongs Köng, Oeloe-n-Tanoh, Bësitang, Tjiké en Böndör Klipah. Hiertoe wordt toestemming gegeven. Ook een jongere broer van Rödjö Tjèq Pëparéq, die zich in Pënösan ophoudt, zond als onderwerpingsteeken een pëdang aan den Këdjoeron, met de mededeeling, dat Pëparéq Dëkat dat één geheel met Gëgarang vormt het verzet opgeeft en reeds 30 gezinnen naar de Pëdösö- nöns van Pëparéq Göip zijn getrokken. Deze goede kenteekenen doen mij besluiten den aanval op Pënösan en Tampèng nog uit te stellen en eerst nog eene colonne- te zenden naar Padang, Pasér en Rëröbö Töa. 28 April. Te 7.30 u. v.m. rukte de le luitenant Delgorge met twee sectiën, een ziekenverpleger en vier dagen vivres uit om de op meting te dekken van het voetpad naar Léstèn Gajo.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 109