65
gingen over Böndör Klipah en Réket Dëkat, de overige over
Köng Boer naar het bivak terug.
Te 11.30 uur 's avonds rukten twee sectiën onder luitenant
Delgorge uit naar Sëngapa, om daar vóór het aanbreken van
den dag twee hinderlagen te leggen.
Uit de sawah vielen in den vooravond vier schoten op het
offlcierslogiesaan de sluippatrouilles gelukte het niet de schut
ters te ontdekken.
5 Mei.
De patrouille Delgorge keerde om 12 uur 's middags terug
en had geen succes gehad. Daarentegen mocht het den Eur.
sergeant Deursen No. 43810, die met twee brigades van 3 uur
tot 9.30 uur v.m. op hinderlaag ging, gelukken bij Tampèng
drie vijanden neer te leggen en hunne donderbussen en blanke
wapens buit te maken.
Des avonds 9 uur kwam de colonne onder kapitein Scheepens
van Remököt terug. Den eersten dag was het bivak betrokken
in de Pëdósönön Roempi bij Söndörön aan de Tripö; bij Pinang
Rögöp waren een paar schoten gevallen; in Réket Göip was
de bevolking overal aan het terugkeeren. Den tweeden dag bij
Rëmoköt komende, meldde men zich met de witte vlag en werd
opdracht gegeven de bevolking te doen terugkeeren. In het
nabij gelegen Koetö Tinggi lagen vier gewonde Gajö's van het
gevecht in Toenggöl. Het bivak werd in Këtoekah gekozen,
waar de bevolking nog afgewezig was, doch zij kon niet ver
af zijn, want de rijpe padi was gesneden en men was bezig
den oogst binnen te halen. Op den derden dag trok de co
lonne over de Këkëmoe en door het Onèng-dal naar Padang.
Op een lastig punt in het gebergte werd een verlaten borstwe
ring met valraam en springboomen aangetroffen. De bevolking
van het Padang-dal was nog, met uitzondering van die van
Trangön, gevlucht. Rödjö Pödöng meldde zich en kreeg last
om mede te gaan. In Lëpëlam Djabo werd gebivakkeerd. Den
daarop volgenden dag patrouilleerde men door de dalen van
Gèwat en Bökot naar Rëröbö Töa, waar de rivier wegens den
hoogen waterstand niet kon worden overgetrokken en op de la-
dangs van den linkeroever moest overnacht worden. Bij Söjo
5