70
de laatste is ter verpleging in de ambulance opgenomen. Nadat
zooveel mogelijk de buitgemaakte wapens waren verzameld, be
trok het geheel een bivak in Gëgarang, waar pengoeloe Brandang:
zich bij den colonnecommandant kwam melden.
Onzerzijds waren vijf militairen en een dwangarbeider ge
sneuveld en 3 officieren, 27 minderen, 2 officiersbedienden en
1 dwangarbeider gewond.
De meer uitvoerige beschrijving van het gevecht wordt aan
getroffen in het gevechtsrapport (bijlage 11).
12 Mei.
De beide opnemers rukten, elk onder dekking van eene brigade,,
uit het bivak Gëgarang om de metingen in het westelijk gedeelte
der vallei te voltooien.
Vier andere patrouilles, onder bevel van kapitein Scheepens,,
de luitenants Delgorge en Lasonder en den Eur. sergeant Deursen
No. 43810, gingen het gevechtsterrein nader afzoeken. Bijeen
dezer patrouilles sloot de colonnecommandant zich aan om met
den Këdjoerön de gesneuvelden te doen herkennen.
Te 12 uur 's middags vertrokken de vier sectiën infanterie
onder kapitein de Graaf met de ambulance en de dooden en
gewonden naar Koetö Lintang, waar dit transport te 5.30 uur
n.m. aankwam.
Yan 3 tot 5 uur n.m. en van 4 tot 7 uur n.m. rukten nog bri
gades uit onder den Eur. sergeant Pinger No. 41635 en luitenant
Winter om te patrouilleeren nabij den Gëmoejang en om Pë-
nösan, doch zij hadden geene ontmoetingen.
De vijand had 190 gesneuvelde mannen, 72 gesneuvelde vrou
wen, 23 gesneuvelde kinderen, 3 gewonde mannen, 9 gewonde
vrouwen, 7 gewonde kinderen en 5 gevangenen in onze handen
gelaten, benevens een bronzen lilla, 91 voorladers en donderbussen
en eene zeer groote hoeveelheid blanke wapens en levensmiddelen.
Onder de dooden zijn o.a. herkend Ama-n-Kasöm, ex-tjéq en bënta
van den tegenwoordigen tjéq, Rödjö Djöbör, Empoe-n-Latéb, oud
oom van dezen, Rödjö Tjéq Pëparéq en diens oudere broeder,
de Rödjö Moedö van Koetö Oedjóng en de panglimö's Kalö, Ga-
djah, Bana en Ama-n-Njaq Bintang, de groote raddraaiers in
Pénösan. Pengoeloe Söndörön moet niet in de versterking aan-