72
15 Mei.
Eene afdeeling van twee brigades patrouilleerde onder den
Amb. sergeant Litaij No. 40726 van 7 uur v.m. tot 3 uur n.m.
op de Goenöng Api bij Tampèng. Zij joeg een kleine bende
geweerdragenden die deze kampong wilde verlaten weer in de
versterking terug.
Drie sectiën infanterie onder luitenant Delgorge gingen de
bezetting van Gëgarang onder luitenant Winter aflossen vivres
werden niet medegevoerd, omdat alle in Pënösan buitgemaakte
levensmiddelen in Gëgarang waren opgeslagen geworden.
16 Mei.
Van 6 uur v.m. tot 4.30 uur n.m. patrouilleerden twee brigades
onder den Eur. sergeant Deursen No. 43810 om Tampèng, waar
zij het op de sawah aanwezige volk binnen de kampongs dreven.
Te 2 uur n.m. kwam de patrouille Watrin van Omah Pandö
terug zonder pengoeloe Söndörön te hebben kunnen vinden.
Hoewel te Sëkoeölön een paar schoten vielen, was die kampong
toch bewoond door zeer vele vrouwen van de tëloe Sagi. In
de verlaten Pëdösönön Omah Pandö bivakkeerde de patrouille.
Den volgenden dag Remököt en Koetö Tinggi bezoekende, be
vond zij deze kampongs geheel bewoond. Rödjö Padang en
Rödjö Pödöng meldden zich bij den patrouillecommandant en
deelden mede, op weg te zijn naar Koetö Lintang om zich daar
bij den colonnecommandant te vervoegen. In Oerang Kaja
werd den tweeden nacht het bivak opgeslagende bevolking
van Réket Göip betoonde hoegenaamd geen schuwheid meer
en was overal aan den veldarbeid.
Eenige Alassers overhandigden den colonnecommandant een
brief van pengoeloe Tjéq Batoe Mboelön, welks inhoud zeer
ongepast was. Op verschillende vragen gaven zij ontwijkende
of tastbaar onware antwoorden, zoodat werd vermoed, dat deze
lieden slechts waren gezonden om den toestand bij de kompéni
eens op te nemen. Zij werden heengezonden met de boodschap
aan den briefschrijver, dat de colonnecommandant zeer ver
stoord was over zijne handelingen en met den last aan den
Këdjoerön van Batoe Mboelön, Oeèng Bërakan, om mij te gemoet