76
■zijden afgezet. Nadat een der poorten na sommatie was ge
opend, gingen twee brigades binnen en eischten uitlevering
van de vuurwapens en de munitie.
Toen de hoofden niet snel genoeg aan dezen eisch voldeden en
de maréchaussées enkele geweren in de pagger verborgen von
den, werd tot huisonderzoek overgegaan, met het resultaat, dat
toeslag kon worden gelegd op 73 voorladers en donderbussen en
oen partij munitie.
De bevolking van Köng, Böndör Klipah en Oeloe-n-Tanöh was,
evenals de overgebleven bevolking van Tampèng, in Rëma aan
wezig, terwijl nog een Alasser en een uitgeweken man van
Koetö Lintang werden gearresteerd.
Aan Rödjö Tjéq Rëma, die te 4.30 uur n.m. met luitenant
Watrin medekwam, werd toen opgedragen ook de geweren in
te leveren van zijn onderhoorige kampongs. De bezettingen van
■deze kampongs werden heden weer voor één dag afgelost.
Uit Péndéng kwam een transport Gajo's aan zonder eenige
dekking, ter voldoening aan een gegeven bevel om de daar ach
tergelaten levensmiddelen van de Tëmiang-troepen hierheen op
te voeren.
21 Mei.
Kapitein Scheepens ging met zes brigades, waarbij de le
luitenant Winter en eene ambulance onder den officier van ge
zondheid Blankenberg waren ingeeld, met den Këdjoerön naar
Brandang om ook uit deze kampong de geweren te halen en
Ama-n-Djata te arresteeren. Te 5 uur n.m. kwam deze colonne
met 14 voorladers terug. Pengoeloe Brandang was afwezig,
doordat hij juist beden evenzoo 8 geweren was komen inleveren,
bewerende er niet meer te bezitten. Ama-n-Djata was naar
het Alasland gevlucht.
De bezettingen van Köng, Böndör Klipah en Oeloe-n-Tanöh
werden afgelost.
De gevangen genomen Alasser deelt mede, dat men ook in
zijn land tot verzet besloten heeft en dat men te Tandjong,
Batoe Mboelön, Barnbél en Likat versterkingen heeft opgeworpen.
22 Mei.
Op het bericht, dat pengoeloe Tampèng gevlucht zou zijn naar