77 -
zijne familie in Réket Göip, rukten twee brigades onder den
Eur. sergeant Emondt No. 33434 met twee dagen vivres daar
heen, met opdracht dien pengoeloe zoo mogelijk op te vatten
en voorts Rëmokot te bezoeken.
Twee brigades onder den Eur. sergeant Bellink No. 48434
losten de bezetting van Gëgarang af, die den 19en nog een ge
wapende Gajo had neergelegd, en drie andere brigades vei vingen,
de wachten in Köng, Böndör Klipah en Oeloe-n-Tanöh.
23 Mei.
Opnieuw ging de Eur. sergeant Deursen No. 43810 met twee-
brigades, twee dagen vivres en 20 Gajo's van Pënampakan naar
Gadjah om de nog resteerende karbouwen van Aman-n-Djata te
gaan halen. De bevolking van Pënggalangan bracht na beko
men bevel 14 aan dienzelfden rijken Gajo toebehoorende kar
bouwen in het bivak.
De afgeloste bezettingen van de aan Rëma ondergeschikte
kampongs arresteerden drie gewapenden. Rödjö Rëma maakte
met de ondergeschikte hoofden zijne opwachting en kieeg last
nog 100 geweren in te leveren. Rödjö Djöbör van Pënösan.
werd opgedragen de aan hem ondergeschikte Rödjö Pasér te
doen roepen, terwijl hem tevens werd medegedeeld, dat niemand
toegang tot Pënösan zou krijgen, indien niet eerst aan mijn
bevel was voldaan.
24 Mei.
Te 7.30 uur v.m. vertrok het laatste gewondentransport uit
de Gajö-Loeös, onder dekking van twee sectiën infanterie en een.
aantal maréchaussées die wegens expiratie van dienst moesten
worden teruggezonden. Het geheel stond onder bevel van ka
pitein de Boer, die wegens ongesteldheid den verderen tocht
niet kon medemaken, terwijl voorts nog de luitenants Ebbink,.
Aukes en Yelsing wegens verwonding en luitenant Harbord
wegens ziekte naar hunne garnizoenen terug gingen. Ook de
luitenant-opnemer Hoedt, een opnemer en de mijningenieur Jan
sen keerden naar Koeta Radja, terug. Bij dit transport was
eene ambulance ingedeeld onder den officier van gezondheid Blan
kenberg, terwijl de draagkrachten zooveel mogelijk werden gere-