81 even voor Pasér bewierp men de colonne met steenen van af den rotsachtigen rechteroever der Tripö, waardoor twee inland- sche fuseliers en een dwangarbeider gewond werden. Pasér zelf was verlaten, doch in de pëdösünöns was de bevolking aan wezig. In Sètöl kreeg zij last den pengoeloe te roepen, met bedreiging huizen te zullen verbranden, indien men geen ge volg zou geven aan dit bevel. Den derden dag werd eene patrouille gemaakt naar Rëröbö Tóa, dat nu geheel bewoond was en waar de hoofden zich meld den. In het- Padang-dal vond men den volgenden dag ook alles volkomen rustig, terwijl de hoofden evenzoo verschenen. Nadat op den vijfden dag eenige schuilplaatsen in het ge bergte bij Pasér waren gevonden en opgeruimd en op drie voor laders beslag was gelegd, meldde zich ook pengoeloe Pasér bij den patrouillecommandant. Op den zesden dag en heden aanvaardde de patrouille, langs denzelfden weg als zij was heengegaan, den terugmarsch en kreeg zij bij Kala Këtoekah nog enkele schoten, vermoedelijk van inwoners van Pasér. Tjéq Rëma brengt zekeren Esah, die den bawar van Siah Oetama vertoont. Naar aanleiding van des Këdjoerön's mededeeling, dat Ama-n- Léténg en pengoeloe Tampèng niet willen terugkomen, zijn ge noemde personen afgezet als Rödjö en heeft de Këdjoerön last gekregen hunne jongere broeders, die zich reeds meldden, tot Rödjö te verheffen. Ook bericht de Këdjoerön, dat de pengoe loe Si Doeö Bias thans aan zijne oproeping gehoor hebben ge geven en te Pënampakan zijn verzameld, waarop de bezettingen van Gëgarang, Köng, Böndör Klipah en Oeloe-n-Tanöh zijn te ruggeroepen. 2 Juni. In tegenwoordigheid van alle officieren had de plechtige ont vangst plaats van den Këdjoerön, al zijne familieleden, de pe ngoeloe Si Doeö Bias en hunne ondergeschikte hoofden met groot gevolg. Aan de verzamelde hoofden is medegedeeld: le. dat het Gouvernement Rödjö Bédén als Këdjoerön en 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 129