82 eenig hoofd over de Gajo-Loeös erkent en zij hem derhalve in den vervolge hebben te gehoorzamen; 2e. dat het onderling oorlogvoeren voortaan streng verbo den is, en dat de geschillen volgens de ödöt middels Porang en Gölö bij den Këdjoeron behooren te worden voorgebracht; 3e. dat het eigendunkelijk afzetten van den Këdjoeron niet meer zal worden geduld; 4e. dat het bestuur zich hier zal vestigen en dat dan alle zaken middels den Këdjoeron bij het bestuur zullen moeten worden voorgebracht; 5e. dat de slavernij niet meer geduld zal worden en alle slaven vrij moeten worden verklaard; 6e. dat de Gajö-ödöt gehandhaafd zal worden, doch dat ik nu reeds verbied om de „Öndjoq" onevenredig hoog op te voe ren die huwelijksgift moet binnen zijne vroegere grenzen wor den teruggebracht op 70 a 100. Nadat een ieder te kennen had gegeven, den inhoud dei- gegeven bevelen goed te begrijpen, vroeg en kreeg men ver gunning om heen te gaan en verwijderden de hoofden zich op dezelfde wijze als zij waren gekomen, in statigen optocht achter den Këdjoeron, waarbij de rangorde der tjéq's en mindere hoof den behoorlijk werd in acht genomen. 3 Juni. Heden vertrokken 20 Gajö's van Pënampakan met 141 kar bouwen naar Koeala Simpang, van welke dieren zij er 61 moes ten afleveren aan den wd. civiel gezaghebber aldaar. Blijkens later ontvangen bericht is het grootste aantal dezei kaïbouwen behoorlijk aangekomen. Yermits de Këdjoeron en zijn vader de colonne naar de Alas- landen zouden vergezellen, om van daar over Medan naar Koeta Radja te gaan, werd bekend gemaakt, dat Ama-n-Si Pi-Ih als wd. Këdjoeron zou optreden gedurende de afwezigheid van den titularis. 4 t/m 10 Juni. Marsch naar het Alasgebied met 9 dagen vivres. De weg veer de over Pënggalangan en de niet hooge waterscheiding tusschen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 130