89 terie, met een opnemer, gevechts- en bagagetrein uit, om de versterking bij Koetö Réh aan te vallen. Toen om 7.5-5 uur de nog bezette vijandelijke stelling zicht baar werd, gingen de troepen langs twee wegen er omheen, ten einde het bedekte terrein te bereiken, ten westen van de bèntèng gelegen. Gedurende dezen opmarsch werden de uit de infanterie en maréchaussee getrokken insluitingstroepen op hunne plaatsen gebracht en van opdrachten voorzien. Hoewel bij aankomst op het aangewezen vereenigingspunt van de beide deelen der aanvalstroepen bleek, dat de vijand sedert gisteren de verhakkingen aan de westzijde had verbreed en blijkbaar beducht was geworden voor een aanval van die zijde, werd toch besloten hem van uit het begroeid terreinge deelte aan te grijpen, omdat eene drooge sloot eene zeer goede gelegenheid aanbood voor gedekte nadering, terwijl eene kleine afdeeling op een ander punt eene schijnbeweging zou maken. Dat de vijand door onze bewegingen zenuwachtig werd, kon worden afgeleid uit het verward rumoer, dat uit de versterking weerklonk en het naar alle zijden schieten, zonder dat er een doel zichtbaar kon zijn. Nadat het gevechtsbevel was uitgevaardigd en de ambulance en trein hunne plaatsen hadden ingenomen, begon te 8.30 uur v.m. de aanvalte 9.20 uur was de borstwering in ons bezit en twintig minuten later nam dit verwoed gevecht een einde. Zie voor de beschrijving van dit gevecht bijlage 13. Hoewel de versperringen steviger waren dan die van de ver sterkingen in de Gajo-Loeös, kostte het overwinnen ei van betrekkelijk minder moeite, omdat de vijand minder goed schoot. Het plaatsen van de stormladders bemoeilijkte hij gedurig door ze met lange staken en bamboelansen om te stooten, zoodat de aanvallers, geknield op de stormstoeltjes, die lieden eerst moesten wegschieten van achter de borstweringen. Fanatieke aanvallen deden de verdedigers met het blanke wapen op de zich op de wallen verzamelende maréchaussées en hierbij walden mannen, vrouwen en kinderen in de beperkte binnenruimte zoodanig dooreen, dat de laatsten slechts ten deele konden worden gespaard. De vijand liet aan gesneuvelden, 313 mannen, 189 vrouwen en 59 kinderen, aan gewonden 20 vrouwen en 31 kinderen en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 137