93
dat de versterking bij Gör-gör thans ledig was en de bevolking
daar in hare kampongs was teruggekeerd. Daarentegen had hij
vernomen, dat er eene versterking ergens in het bosch moet
zijn bij Batoe Mënoenggöl, op den rechteroever tegenover Pe-
rapat, waar volk moet zitten van Mbaröng en Batoe Mboelön,
onder den jongeren broeder van pengoeloe Tjéq, Hadji Djafar
alias Oeèn Kahar.
Bij terugkomst der patrouille Dolleman werden de vier ge
vangenen onmiddellijk in tegenwoordigheid van Rödjö Bintang
ondervraagd en verklaarden zij zonder schroom, dat de ontdekte
versterking Batoe Mënoenggöl heet en bezet is door den ouden>
Këdjoerön, pengoeloe Tjéq en Hadji Djafar, waarop Rödjö Bin
tang zijne verbazing te kennen geeft en belooft te zullen trach
ten zijn vader tot mij te brengen. Een Gajö uit Ngkëran bericht,,
dat Këdjoerön Djöhar zich moet ophouden te Pasér Nönang,
benedenstrooms van Ngkëran.
Door een toeval wordt de ontdekking gedaan, dat twee Ma-
leiers, zoons van een vaccinateur te Pontianak, hier in de
Alaslanden de vaccine uitoefenen met versche smetstof, aange
lengd met moedermelk. Vroeger kwamen hier pokkenepidemieën
voor en dan ging de bevolking van geheele kampongs naar het
gebergte om de gevreesde ziekte te ontvluchten. Gedurende
hun driejarig verblijf hadden bedoelde Maleiers reeds met succes
een duizendtal kinderen ingeënt tegen vergoeding van fl. 1 per
kind en- zij beweren, dat zulks een merkbaar gunstigen invloed
heeft gehad. Door den chef der ambulance is toen een nader
onderzoek ter zake ingesteld.
Te 6.15 uur n.m. rukten drie brigades onder bevel van den
len luitenant Watrin uit, met opdracht in Ngkëran den Gajö
op te lichten die bovenstaand bericht betreffende Këdjoerön
Djöhar bracht en hem daarna te dwingen de schuilplaats te
Pasér Nönang aan te wijzen.
19 Juni.
Deze patrouille keerde te 9 uur v.m. terug met vier arres
tanten en een voorlaadgeweer. Volgens bewering dezer gevan
genen moet Këdjoerön Djöhar in de versterking Koetö Lëngat
Baroe zijn gevlucht. Pasér Nönang was geen schuilplaats, doch