103 6e. dat slavernij voortaan verboden is en slaven behooren te worden vrijgelaten. Aan Rödjö Bintang is, als belooning voor de door hem betoonde diensten, vergund om 30 geweren in zijne woning te hebben. Nadat een ieder had te kennen gegeven de vorengaande be velen goed te begrijpen, kregen de hoofden vergunning om huis waarts te gaan. 30 Juni. De hoofden kwamen afscheid nemen, daar hun was medege deeld, dat de colonne morgen naar het Karoland zou vertrekken. 1 Juli. De geheele colonne verliet Bambél te 7 uur v.m. om den marsch te aanvaarden naar het Karögebied, langs hetzelfde voet pad dat door het transport moest zijn gevolgd. Na twee bivaks van de transportcolonne te zijn voorbij ge trokken, werd te 3 uur n.m. aan de Lawé Geski het bivak op geslagen, waarin alles vóór het invallen der duisternis was aan gekomen. De gevolgde weg liep voortdurend van af Likat door het bosch, was zeer veel begaan en dan ook uitmuntend te noemen. Geen enkele noemenswaardige terreinhindernis werd aangetroffen. 2 Juli. Reeds spoedig na den afmarsch ontmoette de colonne een groot aantal uit de Karölanden terugkeerende Alassers, geleid door de zendelingen van den Si Bajak van Sarinëmbah, die met pengoeloe Radja Bërnah den colonnecommandant vergezelde. Ongeveer 9 uur v.m. werd de colonne Wilhelm ingehaald en voorbij getrokken en van deze gelegenheid gebruik gemaakt om den intusschen ongesteld geworden len luitenant Delgorge te evacueeren en bij het detachement de Graaf te doen vervangen door den 2en luitenant Rhemrev. Te 12.30 uur n.m. was Mërdinding, de eerste Karöbatak kam pong, bereikt. Gedurende de rust meldde zich de pengoeloe van het op een nabijzijnden heuvel gelegen gehucht en bood klap pers en een rund aan. Laatstgenoemd geschenk werd niet

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 151