Bijlage B van bijlage 5. GrEVECHTSBERICHT VAN DEN 14en MAART 1904 Op den 14en Maart 1904 tegen Pasér oprukkende met den trein-colonne onder den len luitenant Winter, werd te ongeveer 10 uur v.m. te Sëtol door mij last ontvangen om met IJ brigade over het bergterrein op den rechteroever van de Tripö-iivier te marcheeren, den vijand aldaar te verdrijven en verdei langs de berghellingen door te marcheeren tot ter hoogte van kampong Pasér en deze in de rechterflank en in den rug aan te vallen, gelijktijdig en in vereeniging met den len luitenant Winter. De kampong Pasér is gelegen in den oosthoek van een vlakte 4- e k.M. lang en 1 breed, op den rechteroever van de Tripö-rivier. Van den zeer steilen bergwand ten noorden van deze vlakte loopen een viertal eveneens steile ruggen daarop uit. De bergruggen waren alle vrij zwaar bezet en moesten één voor één van vijanden worden gezuiverd, daar anders flankee- rend vuur op de vlakte en op de kampong kon worden afgegeven. De vijand week achteruit en werd door de patrouille vervolgd. Het oprukken langs de steile berghelling en zeer steile ra vijnen was buitengewoon vermoeiend, waardoor de patrouille eenige achterblijvers begon te krijgen. Toen werd aan den Amboineeschen sergeant Nanlohij opge dragen om langs een gemakkelijk pad met de halve brigade,, waaronder de achterblijvers, af te dalen en het pad aan den voet der berghelling te volgen, hierbij verband houdende met de andere brigades en steeds zorgende iets achter te blijven. Toen de laatste bergrug was bereikt, werd in de sawah een brigade van de treindekking gezien, die, niets vermoedende, recht op de vrij goed versterkte en met veel volk bezette kampong aanmarcheerde. Onmiddellijk werd van de opdracht afgeweken en zoo snel (PATROUILLE 2e LUITENANT ChRISTOFFEL).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 182