147 Meermalen moesten de maréchaussées echter ook voor zelf verdediging vrouwen en kinderen neerschieten, als zij met lansen staken en met het blanke wapen aanvielen. Zelfs kinderen van hoogstens 7 jaren oud liepen met een groot mes op de soldaten in. Bij de meest oostelijke poort gekomen zag men van af de borstwering een groote menigte over de sawah naar Lëmbé en Badaq vluchten, waarop te 2 uur n.rn. achtereenvolgens de luitenants Aukes, Watrin en Winter werden uitgezonden om den vijand te vervolgen. Aan dezen laatsten officier gelukt het, echter ten koste van eenige gewonden, waaionder hij zelf, eenige met geweer gewa pende vluchtenden, die, in het nauw gedreven, weer naar binnen de kampong een goed heenkomen zochten, neer te leggen. Bij den N. hoek van de kampong gekomen hield eene bende vijanden verwoed stand, nadat zij vergeefs beproefd had met het blanke wapen aan te vallen. Zij zette zich vast achter een bamboestoel en een travers en werd daar tot den laatsten man neergelegd. Daarachter zag ik zulk een groote menigte vrouwen en kin deren verzameld, vermoedelijk opgedreven door de afdeeling Scheepens, dat ik bevel gaf de vervolging te staken en terug te keeren om die lieden gelegenheid te geven door de naast- bijzijnde poort te ontkomen. Te 3 uur n.m. werd „het geheel verzamelen" geblazen. De trein werd uit de heuvels van de Blang Këdjërèn vrij hevig door opdringende benden beschoten, zoodat de commandant genoodzaakt was een groep onder den Europeeschen sergeant Emondt No. 33434 naar een der toppen te dirigeeren om den vijand op afstand te houden. Door dit vuur kregen wij nog 4 gewonde dwangarbeiders, terwijl de vijand 2 dooden op het terrein in onze handen liet.' De ambulance had zich inmiddels verplaatst naar binnen kampong Doerén, waar de gewonden werden verzameld. Te 4.30 uur n.m. was het geheel in bivak vereenigd in Koetö Lintang. Bijzondere mededeelingen De Blang Këdjeièn is een naar het W^esten zacht opioopende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 195