11
Er werd gebruikt 32 K.G. meel, 1.50 K.G. deeg van den
vorigen dag, het op de legèn bovendrijvend schuim, bovendien
nog 1 liter van dit vocht, 12 kippeneieren, 1.5 K.G. witte suiker,,
opgelost in 16 a 17 liter water, 0.75 K.G. keukenzout.
Tot den 30en April werd op deze wijze met bakken doorgegaan.
Het brood was bij den troep zeer gezocht en verre te ver
kiezen boven het door den aannemer geleverde.
Ook de met de dagelijksche fourageeringen belaste commissie
had geene klachten, integendeel was zij er uiterst tevreden over.
Evenzoo de commandant van het korps genietroepen, wien
dagelijks een proefbroodje werd toegezonden.
Het broodje had ook van binnen een zuiver witte tint, terwijl
het vroeger soms licht grijsachtig van kleur was.
Hoofdstuk V.
Opmerkingen.
Bij het opstoken der ovens, hetgeen steeds met een pyrometer
werd gecontroleerd, moest de groote oven verwarmd worden
tot 3.10 a 320° C., de kleine tot 270 a 280° C.
Hierna werd de brandstof uit de ovens verwijderd en werden,
ze schoongemaakt met een natte stokdweil en daarna droog
uitgeveegd.
De temperatuur van den grooten oven daalde dan tot 280 a
290° C., die van den kleinen tot 250 a 260° C.
In den grooten oven was het brood na een kwartier door
bakken, in den kleinen duurde het wat langer (20 minuten on
geveer). Steeds was het baksel van den grooten oven beter dan
dat van den kleinsten.
Werd de kleinste oven gestookt tot hij de temperatuur had
van den grootsten, dan verbrandde het brood, of wel er vormde
zich onmiddellijk zulk een harde korst om het deeg, dat het brood
niet voldoende kon rijzen.
Werd de grootste oven daarentegen opgestookt tot de tem
peratuur van den kleinsten, dan was het brood uitgedroogd en
kwam er een taaie witachtige korst om het brood.
Op allerlei wijzen werden in dezen geest proeven genomen,,
maar steeds dezelfde resultaten verkregen.