170
tenant Watrin met 3 brigades, waarbij luitenant van Braam
Morris, om langs de Z.W. face te rukken en de schuilplaatsen
en kuilen van vijanden te zuiveren.
Tal van vrouwen en kinderen kwamen telkens uit de kuilen
voor den dag en hun werd dan gelegenheid gegeven met pak
en zak te ontkomen. Vrouwen zag men in het vuur terug
komen om haar bundel goederen nog te kunnen medenemen.
Enkele malen werd hier misbruik van de witte vlag gemaakt;
men ontzag zich niet gelijktijdig met het uitsteken van de vlag
uit de kuilen te schieten.
Te 8.30 uur n.m., toen weer uit een kuil een donderbusschot
viel, waardoor de naastbijstaande maréchaussée sneuvelde en
het dak boven dien kuil verbrand moest worden om de bezet
ting er uit te drijven, sloegen de vlammen over op een padi-
schuur en daarna op een huis, waardoor geheel het N. deel van
Tampèng in vlammen opging.
Door den hevigen wind sloeg de brand zelfs over op een paar
huizen van Rëma en de pëdósünön waar de ambulance stond,
waar men echter gelukkig het vuur spoedig meester was. Rëma
vertoonde hierop dadelijk de witte vlag.
De afdeeling Scheepens moest voor den brand door de poort
aan de rivierzijde de kampong ontvluchten, doch de afdeeling
Watrin zette haar zuiveringswerk voort.
Intusschen ging de afdeeling Scheepens langs en door het
ravijntje langs de westerface en gelukte het haar in de sawah
en m het ravijn nog enkele verborgen gewapenden neer te leg
gen, terwijl tal van vrouwen en kinderen werden opgevat en
weggezonden.
De afdeelingen infanterie waren nog steeds aan het vervolgen
van vluchtende benden, en in het gebergte ten N. van Tampèng
vertoonde zich op grooten afstand eene bende Gajö's, die op den
trein schoot.
Door de Z.W. poort gaande werd aan luitenant Watrin be
vel gegeven de dooden te tellen en de wapens te verzamelen.
Bijzondere mededeelingen.
Tampèng is bijzonder gunstig voor de verdediging gelegen,
zooals uit de schets moge blijken.