181
slechts gelukken één vijand neer te leggen en een geweer buit
te maken.
Nu werd overgegaan tot het verzamelen onzer gewonden, het
tellen en herkennen der gesneuvelden en het bijeenbrengen van
■den buit.
Toen alle gewonden waren verbonden, werd het geheel ver
zameld en kon de ambulance met den doode en de gewonden
te 2.45 uur n.m. onder dekking van 4 brigades onder luitenant
•Christoffel naar Bambèl teruggaan.
Te 3.30 uur n.m. volgden de overige troepen, die even na de
ambulance te 5.15 uur n.m. in het bivak Bambèl aankwamen.
Bijzondere mededeelingen.
Likat ligt zeer verscholen, waardoor het mogelijk was ver
rassend op te treden.
De vijand had ook hier er op gerekend, dat wij over open
terrein zouden aanvallen, want de oosterface aan de sawah
was het sterkst. Hij was nog niet geheel gereed en was van
zins de versperringen te verbeteren. Tal van randjoes werden
in de schuilhutten aangetroffen. Overigens was de inrichting
van borstwering en versperringen als overal elders. Slechts de
zuiderpoort had men opengelaten; de beide andere poorten
waren met blokzoden opgevuld en goed verzekerd.
De binnenruimte was dicht begroeid met pandan en ander
struikgewas, zoodat het doorzoeken van de kampong hoogst-
voorzichtig moest plaats vinden. Blijkbaar vond de verdediger
dat weinige overzicht ook niet aangenaam, want men was
doende het struikgewas open te kappen.
Water was er in de kampong niet. Hier en daar had men
diepe putten tot aan het grondwater gegraven, die blijkbaar
gebezigd waren als latrine. De huizen had men grootendeels
van hun atap en planken ontdaan om daarmede de schuil
hutten langs de borstwering te bouwen.
(Zie overigens de schetsen bijlage A.)
Koeta Radja, den 22en Augustus 1904.
Be colonnecommandant
van Daalen.