de vijand ruim 310 dooden liet liggen en 46 gewonden, wij 2 maréchaussée's gesneuveld, 1 officier gewond bekwamen en 14 minderen, werd genoemde versterking genomen. Het bivak werd betrokken in Pëparéq Goïp, aldaar de 2 volgende dagen verbleven, om den 21en door te gaan naar kampong Kong Boer,, waar overnacht werd. Niet alleen werd het toenemend verzet steeds duidelijker merkbaar door beschietingen uit het omringende heuvelterrein, doch uit de ingekomen berichten bleek eveneens, dat de be volking, opgezweept door priesters en andere kwaadwillige ele menten, sedert geruimen tijd zich tot een hardnekkig verzet had voorbereidde meeste kampongs zouden, zooals later dan ook inderdaad bleek, zwaar versterkt zijn. Zulks werd den 22en Maart, ondervonden, toen na een langdurige en heftige verdediging het zeer uitgebreid kampongcomplex Doerén, Koetö Lintang, Rödjö Silo en Koetö Blang in onze handen viel; de vijand had 168 gesneuvelden, wij gewond 2 officieren, 24 minderen en 4 dwangarbeiders (bij den trein). Onmiddellijk werd overgegaan Koetö Lintang tot een blijvend bivak in te richten, zijnde het centrum, van waar uit naar de omliggende versterkte kampongs het best zoude geageerd kun nen worden. Een groot kamponghuis diende voor tijdelijke- ziekenzaal, waarin gewonden en zieken behoorlijk geplaatst- en verpleegd konden worden; verder werden ingericht een ope ratie-huisje, keuken, privaten en kippenhok. In dit bivak Koetö- Lintang bleef de colonne tot den 4en Juni (dus 2J maand), op welken datum de tocht naar de Alas-landen werd aanvaard. Gedurende dien tijd moesten de navolgende versterkte kam pongs genomen worden: 4 April Badaq; 21 April Tjané Oekön en Toenggöl; 11 Mei Penösan; 18 Mei Tampéng; terwijl door dagelijks gemaakte patrouilles en nachtelijke hinderlagen nog. vele vijanden sneuvelden. Door de opname werd gedurende dien verblijftijd het Gajö- Loeös gebied in kaart gebracht, terwijl de mijningenieur Jansen geologische gegevens verzamelde. Het eerste gewonden-transport, bestaande uit 13 gekwetsten- die allen loopen konden, vertrok den 26en Maart onder geleide- van luitenant Watrin naar Péndéng, ter verdere doorzending

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 253