129
3e. Kampongbivaks van langeren duur.
Zoodra eene kampong voor langeren tijd betrokken zoude
worden, was de eerste zorg van den colonnecommandant eene
nauwkeurige reiniging der huizen waarin de manschappen ge
huisvest zouden worden; zulks was zeker geen overbodige
weelde; men kan zich nauwelijks eene grooter ophooping van
allerlei vuil voorstellen dan in het inwendige der Gajo- en Alas-
woningen, hetgeen grootendeels afhankelijk is van het groot
aantal vuurhaarden (dapoers) dat in elk huis aanwezig is. In de
ruimten, waarin zich die vuurhaarden bevinden, zijn alle huis
artikelen en de wanden bedekt met eene dikke roet- en asch-
massa; verder ontdekt men overal spinnewebben vol dikke
roetlagen. Bovendien was een groote schoonmaak niet ondiens
tig om het groot aantal zeer vraatzuchtige en hinderlijke kleine
vlooien te verjagen, benevens een groot deel der eveneens zeer
lastige vliegen, ware plagen der Gajo- en Alaslanden. De ven
tilatie en lichttoevoer lieten in de meeste woningen zoowat
alles te wenschen over; voor eene behoorlijke verbetering in
deze richting werd eveneens zorggedragen. Ook het terrein
tusschen en onder de woningen kreeg zijne beurt. De paden
tusschen de huizen werden behoorlijk aangelegd, met dikke
lagen riviergrind opgehoogd en naast de paden zoo noodig be
hoorlijke goten gegraven tot beteren afvoer van het water;
zulks was evenmin overbodig, want een enkele regenbui was
dikwijls voldoende om de geheele kampong in eene vuile dras
sige moddermassa te veranderen. Buitengewoon vuil en mod
derig was als regel de grond onder de huizen, op welk ter
rein meestal de karbouwen en koeien verblijf hielden en verder
alle huiselijke afval, zooals klapperdoppen enz., neergeworpen
werd; ook deze stinkende massa's werden zoo spoedig mogelijk
verwijderd, de grond gelijkgemaakt en gereinigd. Al het tus
schen de huizen welig groeiend struikgewas en onkruid onder
gingen een raseerings-proces, terwijl de grenzen der onbebouwde
kampongstukken veelal voor de netheid met bamboe werden
afgepaggerd; kuilen, modderpoelen en natte sloten verdwenen
door aanplemping eveneens van het tooneel. Met de grootste
nauwgezetheid werd voor de zindelijkheid in het bivak gewaakt;
Bijl. 15 9