VERSLAG VAN DEN COMMANDANT DER MARECHAUSSEE- COLONNE DELAST MET DE VESTIGING VAN ONS GEZAG IN DE GAJO- EN' ALASLANDEN. Het was in de maand December 1903 dat de bestuurder der Gajö- en Alaslanden een dienstreis maakte over de Aroe-baai en Salahadji naar Koeala Simpang, ten einde hier enkele ge schillen te onderzoeken, gerezen tusschen den Këdjoerön van de Gajö-Loeös en Këdjoerön Karang, een Tëmiangsch landschaps- hoofd, wiens gebied onmiddellijk grenst aan de nederzettingen der Gajö's gelegen aan de Boven Tëmiang-rivier. Hoewel het reeds vroeger bekend was, dat vele Gajö's, vooral uit de Gajö-Loeös, Sërbödjadi en Linggö, naar Témiang afzak ten om daar hunne boschproducten en hun vee te verkoopen en zich de in het bovenland benoodigde invoerartikelen te ver schaffen, bleek bij dit bezoek eerst recht, welken omvang de aanrakingen dier bergbewoners met ons bestuur zouden hebben kunnen verkrijgen, wanneer onze .ambtenaren zich niet stelsel matig van alle bemoeienis hadden onthouden met de binnen- landsche aangelegenheden van die destijds nog onafhankelijk genoemde volkstammen. Ook nadat de regeering had bepaald, dat voortaan de Gajö- en Alaslanden zouden gerekend worden onderhoorig te zijn aan en een deel uit te maken van het Gouvernement Atjèh en Onderhoorigheden, bleef die minder gewenschte toestand in Të- miang bestaan, totdat het civiel- en militair bestuur van Atjèh en Sumatra's Oostkust in overleg met elkander, in afwachting van de toevoeging van de onderafdeeling Tëmiang aan Atjèh, eene voorloopige regeling troffen. Een officier van het garni zoen te Koeala Simpang werd nl. belast met de behartiging der Gajo-zaken, terwijl hem een mobiel peloton ter beschikking werd gesteld. De bestuurder der Gajü- en Alaslanden had bij dit bezoek eene ontmoeting met verscheidene Gajö's en ook met den Kë djoerön Pëtiambang, die o.a. berichtte, dat men in de Gajö-Loeös

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 49