IB
in aanleg zijnden grooten weg naar de Lautstreek. Onder aan
houdenden regen kwam de voorste halve divisie te 3.30 uur
n.m. in bivak op den rechteroever van de Aloeë Batèë Brö', de
achterste halve divisie arriveerde eerst te 6 uur n.m. op den
linkeroever, waar ook zij het bivak opsloeg.
De regen hield den geheelen nacht aan.
11 Februari.
Afmarsch te 7 uur v.m. Te 5 uur n.m. was de voorste halve-
divisie bij Pëmarén Oejöm en bivakkeerde daar op eene uitge
strekte grasvlakte aan den rand van het bosch, bij een helder
beekje. De achterste halve divisie had door den trein veel
oponthoud bij den Glé Goelé en betrok te 6 ure n.m. een af
zonderlijk bivak op 4 K.M. achterwaarts bij Pëmarén Tióng.
Een groot aantal dwangarbeiders was met medeneming hunner
vrachten gedrost, terwijl ook verscheidene vrachten eenvoudig
op zijde van het pad waren gedeponeerd en de dragers spoorloos
waren verdwenen.
12 Februari.
Nadat de treindekking de weggeworpen vrachten zooveel
mogelijk had opgezocht en verzameld en zich te Pëmarén Oejöm
bij het hoofd van de colonne had aangesloten, konden vivres
voor drie dagen worden gedistribueerd.
Yan een groep reizende Gajö's werd een karbouw aangekocht
voor f 75.
Te 10.45 uur v.m. doorgerukt, ontmoette de colonne verschei
dene gezelschappen naar de kust gaande Gajö's, onder wie vier
vroeger gedroste dwangarbeiders werden herkend, die daarop
zijn gearresteerd.
Zonder eenig bezwaar werden de beide groote ravijnen der
Èndang-èndang en Tönggö Besi doorgetrokken en te 3 uur n.m.
een bivakplaats gekozen op den rechteroever van de Aroel-Oeloe
ni Gadeng, waar de laatste troepen te 6 uur daarop aankwamen.
13 Februari.
Het bivak werd te 7 uur v.m. weer opgebroken en te 1.15
uur n.m. reeds bereikten de voorste troepen het kampongcomplex
Toendjang. Nadat bij de mërësah van Përtéq aan de beide