17 aan. Rödjö Tjèq werd medegedeeld, dat ook hij werd aange houden en dat ik thans van hem de uitlevering eischte van den in Wöih ni Doerén gedrosten dwangarbeider en de twee roovers van Paja Djögöt. Een te 11 uur v.m. naar Paja Djögöt uitgezonden brigade kwam te 5 uur n.m. met eene groote hoeveelheid van de be volking gefourageerde rijst terug en had uit het gebergte en kele schoten gehad. Overigens werd de dag besteed met het stampen van padi, welke van de inwoners van Köng kon worden aangekocht. 18 Februari. Yennits geen der hoofden eigener beweging verscheen, ruk ten te 7 uur v.m. brigades onder bevel van den len luitenant Ebbink uit naar Böbasan en Kebajakan, met opdracht, den waren Rödjö Tjéq, nl. Rödjö Oetjaq, den minderjarigen Rödjö Boekét Lah (Ma'Oen) en diens voogd Ama-n-Tjahjamani, den pas verkozen Rödjö Boekét Ewéh (Kadir) en den Rödjö Goe- nong (Téngkoe Maléq) te halen. Deze patrouille keerde te 3.80 uur n.m. terug met Rödjö Oetjaq, Kadir en een bödöl van Rödjö Goenong, daar Tengkoe Maléq wegens hoogen ouderdom niet kon loopen. Ama-n-Tjahjamani was naar Bintang vertrokken om zijn pupil te halen. Genoemde hoofden kregen last in Koetö Lintang op Ma'Oen te wachten en na aankomst van dezen gezamenlijk voor mij te verschijnen. Op hetzelfde uur ging eene even sterke patrouille onderden len luitenant Winter over het gebergte naar Kënawat om rijst te fourageeren. Zij keerde te 5 uur n.m. onder eene he vige regenbui terug met pengoeloe Soekoe van Kënawat en diens bödöl in Takengön en eene groote hoeveelheid door Gajö's van Kënawat gedragen rijst, die tegen contant geld werd opgekocht. De beide opnemers rukten onder kleine dekkingen uit, om het terrein tusschen Asér-Asér, Kënawat en Koetö Lintang op te meten. Twee der opgeëischte gedroste dwangarbeiders werden uitge leverd, de derde zou gevlucht zijn. 19 Februari. Eene afdeeling van drie brigades rukte onder bevel van den 2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 65