22 Van hier voert ook een pad naar Paja Daloe en Paja Djagat, doch uit deze gehuchten gaat men eerst naar Djagöng, om naai de Gajö-Loeös te kunnen loopen. Er bestaat dus geen voetpad rechtstreeks van Paja Daloe of Paja Djagat naar Kla. 1 t/m 9 Maart. Bij den afmarsch van Djagöng was het reeds duidelijk aan het voetpad waar te nemen, dat het al zeer weinig begaan werd. Twee dagen lang moest de colonne, vele malen de moeilijk te doorwaden Djagöng-rivier overtrekkende, zich langs hare beide oevers door het kreupelhout en bosch een weg banen, steeds het oude, meestal dichtgegroeide voetpad in het oog houdende. Meermalen was zij genoodzaakt een eindweegs op hare schreden terug te keeren, om dan eene andere richting in te slaan, waar oude kappen in de boomen of afgekapte struiken den weg aan duidden, reeds eenmaal door andere menschen begaan. Tegen den avond van den tweeden dag was geen spoor van menschen meer te vinden en deelden ook de gidsen mede het spoor bijster te zijn geworden. Onder een buitengewoon kouden regen werd toen op de beide oevers van de rivier het bivak opgeslagen. Den volgenden morgen werd, dwars door het bosch een pad kappende, de naastbijzijnde top op den linkeroever beklommen, met het voornemen op den top van uit een paar hooge boomen eene verkenning te doen maken. Na eenig dwalen gelukte het te 11.30 uur v.m. een veelbeloopen voetpad te vinden, dat naai de waterscheiding voerde en de goede richting had, zoodat toen besloten werd dezen weg te volgen. Te 3.30 uur n.m. kwam de colonne in bivak op een langgerekten bergkam en werden vivres voor drie dagen uitgereikt. Na eenig zoeken gelukte het in de ravijnen ter weerszijden van het pad water te vinden. Vroegtijdig werd weder opgebroken. Blijkbaar bevonden de troepen zich op de waterscheiding, want het voetpad liep voort durend in O. en Z.O. richting over een vrij horizontalen rug, totdat het op den middag plotseling verdween. Wederom werd eene verkenning uit een hoogen boom gemaakt en deze schonk de wetenschap, dat zich recht oostwaarts van de plaats een enorm groot dal uitstrekte, waarin drie groote bergruggen ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 70