De gidsen verklaren dat wij te Kla zijn aangekomen. De bevolking bevroedt de nabijheid van de colonne niet, want hier en daar ziet men enkele personen rustig hunnen veldar beid verrichten. Nadat de voorste halve divisie is opgesloten, vangt te 11.30 uur v.m. eene omtrekkende beweging aan door het heuvelterrein dat de vlakte van Kla omsluit, en gelukt het geheel ongemerkt, door het bosch en het struikgewas aan den rand der vlakte, de zeer verspreid staande hutten bijna gelijktijdig te omsingelen. Slechts uit de verst verwijderde hut ontkomt een achttal man nen naar benedenstrooms van de Tripö-rivier, die in de nabij heid stroomt. Zeven mannen, twee vrouwen en drie kinderen, meest uitgeweken Atjèhers uit Peureula* en Meuke', worden gearresteerd, terwijl op vier voorladers, munitie en blanke wa pens wordt beslag gelegd, evenals op eene kleine voorraad rijst. Onmiddellijk krijgt de le luitenant Watrin bevel met drie brigades door te rukken naar het bovenstrooms aan de Tripö gelegen gehucht Kloang, nadat deze afdeeling de veldzakken eerst heeft afgelegd eo verzameld. Deze patrouille vond Kloang echter reeds door de bevolking verlaten en maakte slechts een voorlader en eenige levensmiddelen buit. Drie Maleiers meld den zich bij haar; het waren Tëmiangsche geutahzoekers, die niets wisten mede te deelen. Te 3 uur n.m. was de geheele colonne in de verspreide hutten en in zelf vervaardigde afdaken onder dak gebracht en vrij goed beschut tegen den regen, die ook heden weder viel. Een brigade schoot drie karbouwen en distribueerde het vleesch. De pëdosönön Kla, opgericht door lieden van Rëröbö Töa, bestaat niet meer. Het terrein waarop de oude klapperboomen staan is tot wildernis geworden. De uitgewekenen hebben zich op de pas ontgonnen sawahgronden hutten gebouwd en daarbij karbouwenkralen, zoodat deze nederzetting geheel het aanzien heeft van een wör. Zij ligt noch aan de Tripö-, noch aan de Kla-rivier, doch aan eene vrij beduidende rechterzijrivier, boven strooms van de Kla. Kloang is werkelijk nog een pëdosönön en is bezig zich uit te breiden; het is gelegen te midden van uitgestrekte sawahs en ladangs, waarop het gewas juist was uitgeplant.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1905 | | pagina 73