28
bewees, dat veel volk langs dien weg was gevlucht; de oude
vrouw had ons dus goed ingelicht. De patrouille kreeg enkele
schoten van den linkeroever en vond de rotan-hangbrug boven-
strooms gekapt.
De op den linkeroever tegenover de kampong uitgezonden
brigade Winter maakte een voorlaadgeweer buit en luitenant
Aukes trof in de zijdalen der Wöih ni Rëröbö en Wöih Riöh
uitgestrekte verlaten ladangs aan.
In den namiddag en den vooravond viel een tiental schoten
van de overzijde der rivier, waardoor een Amb. maréchaussee
licht werd gewond.
De brigadecommandanten en het treinkader kregen bevel in
de eerste dagen zelf voor aanvulling van den rijstvoorraad te
zorgen, terwijl overigens maatregelen werden genomen om een
voorraad voor 7 dagen bij elkaar te krijgen en om aan de co
lonne iederen dag versch vleesch te verstrekken. In de nabijheid
konden naar behoefte de benoodigde karbouwen worden geschoten.
12 Maart.
Twee brigades rukten tot dekking van de opnemers uit. Bij
Sëtöl kreeg een dezer brigades eenige schoten. Aan de overzijde
van het bivak vertoonden zich enkele gewapenden op de bergen.
13 Maart.
Ten einde die gewapenden te verrassen, rukte na het aan
breken van den dag eene brigade onder den 2en luitenant
Christoffel naar de overzijde der rivier. Reeds spoedig duidde
geweer- en karabijnvuur aan, dat de uitgezonden patrouille haar
doel had bereikt. Zij keerde te 2 uur n.m. terug en had acht
vijanden neergelegd, acht voorladers, munitie en blanke wapens
buitgemaakt. Slechts aan een enkelen man van de bende was
het mogen gelukken te ontsnappen. Voorts was die patrouille
tot de ontdekking gekomen, dat daar in de bergen een zeer
veel beloopen voetpad in zuidelijke richting voerde, hetwelk bij
navraag naar Sojö in het Padang-dal bleek te voeren.
Naar aanleiding hiervan werd besloten met de geheele colonne
gelijktijdig door het Padang-dal en het dal der Tripö naar het
oosten op to rukken, Pasér als vereenigingspunt aan te wijzen