31
uitgestrekte rijstvelden, waarop juist de padi was uitgeplant,
en omsloten door hooge kale bergen, op welker hellingen en
kele ladangs zijn aangelegd.
15 Maart.
De colonne onder mijn bevel verliet het bivak Koetö Sanggé-
Doerén te 7 uur v.m., om, langs de oevers der Wöih ni Padang
gaande, over Pëtëri Pintö, Lököt, Roempi, Lëmpëlam Pinang en
Lëmpëlam Djabö naar Padang op te rukken.
Er viel geen schot en alle kampongs waren geheel verlaten.
Bij Lëmpëlam Pinang gekomen, vervolgden twee brigades met
den opnemer en den trein den weg langs de rivier, waarbij
Trangon werd bezocht, en de overige drie brigades onder den
colonnecommandant beklommen langs een steil voetpad het
gebergte aan den linkeroever om te trachten, door het gebergte
trekkende, kampong Padang te verrassen. Dit gelukte echter
niet, daar deze brigades, even voordat zij het gezicht op die
kampong kregen, plotseling door enkele schutters onder vuur
werden genomen. Snel werden toen in verschillende richtingen
twee brigades om de kampong heen gezonden, terwijl de derde
brigade Padang binnenrukte.
Te 11 uur v.m. daar aangekomen, bleek ook deze groote
kampong verlaten. Een Maleier, die bij de huiszoeking in een
der woningen werd aangetroffen, werd gevangen genomen. Hij
deelde mede dat de bevolking naar Pëparéq was gevlucht. La
ter werden nog een krankzinnige man en eene oude vrouw
gevonden, welke laatste dezelfde berichten gaf en bovendien
mededeelde, dat men in de Gajö-Loeös versterkingen had
gemaakt.
Terwijl laatstbedoelde brigade in de kampong bezig was, ver
schenen plotseling twee gewapende mannen op de sawah; een
dadelijk uitgezonden sluippatrouille kon het gelukken een dier
lieden neer te leggen, die door den Maleier werd herkend als
te zijn Rödjö Tjéq Padang; op het lijk werden dan ook goede
wapens en 15 dollars gevonden.
Te 1.30 uur n.m. was het bivak in kampong Padang betrok
ken; de uitgezonden patrouilles hadden een paar verlaten ladangs
gevonden doch geen spoor van menschen gezien; daarentegen