88
was; terwijl, nadat 4 malen was uitgerukt, de opslaghoek bii
Hw. Y.S. 11° en bij
K.T. 7° geworden was.
Bij de gehouden inspectiën over de munitie is het volgende
gebleken. De randen van den bodem der aluminium hulzen slaan
wit uit; het dunne bovengedeelte vertoont bij tal van hulzen
vele deuken. Het is niet aan te nemen, dat deze deuken door
het vervoer ontstaan zijn, daar zij daarvoor te zorgvuldig ver
pakt zijn; vermoedelijk zal dit te wijten zijn aan het veelvul
dig uitnemen en weder inbrengen in de tasschen. Het gebruik
van messingen ontstekingsdoppen bij aluminiumhulzen verdient
geen aanbeveling; vele hulzen vertoonen nu reeds een wit poe
del in de uitsnijdingen aan den onderkant der ontstekingsdoppen.
De ondeiste deelkardoezen van de 24 met nitroglycerinekruit
gevulde kardoezen werden door de ontstekingsdoppen niet be
schadigd, doch in bijna alle hulzen worden kruitkorrels aange
troffen, die door de gaten van de kruisdraden in het kruitweefsel
vallen; die gaten schijnen zich op den duur te vergrooten.
Dooi de wijze waarop de hulzen in de tasschen zitten, is
beschadiging van de meer soliede mg. hulzen zoogoed als uit
gesloten er werden dan ook geen gebreken aan die hulzen op
gemerkt.
Punt VII. Veiligheid, en gemakkelijkheid bij het vervoer o.a met
opgezeten manschappen.
Daar de voorwagens van de stukken en caissons en de ach-
tei wagens van de caissons, wat de zitplaatsen voor de man
schappen betreft, in hoofdzaak overeenstemmen met die van
het 7 c.M. L/28 materieel, zoo kan omtrent dit punt verwezen
worden naar het terzake aangeteekende bij de rijproeven met
het veldmaterieel.
Punt VIII. Tijd benoodigd voor het in batterij stellen der stuk
ken verplaatsen van het stuk met handen.
Zooals reeds onder Punt IY werd aangeteekend, is de handel
baarheid van den afgelegden houwitser niet groot. In onder
staand staatje zijn eenige vergelijkende uitkomsten vermeld van
het in batteiij stellen, waarbij de stukken met handen moesten
worden bewogen.