14
brand en de wallen nog tijdens het gevecht door onze troepen
gedeeltelijk omver zijn gehaaid.
Deze wallen waren van riviersteen opgetrokken en ongeveer
1 M. dik. Op de plaatsen in het voorfront, waartegen het rech-
terstuk had gevuurd, was over een gedeelte van 2 M. lengte
de borstwering over een hoogte van een halven meter afgekamd.
De poortdeur was op verschillende plaatsen doorboord en ge
scheurd, doch niet opengesprongen, aangezien geen sluitbalk was
getroffen. Daar veel projectielen binnen de kampong zijn ge
sprongen, moeten zoowel de moreele als de materieele uitwer
king van het artillerievuur groot zijn geweest.
Door een fuselier werd waargenomen, dat een op den 9en
Augustus uit stelling 7 verschoten G. de borstwering doorboor
de en 6 a 8 vijanden trof.
De missigit in de kampong Poelau-Tengah bleek getroffen.
Dragers. Maleische en Korintjiscbe koelies werden uitsluitend
voor het dragen van eenmansvrachten bestemd, en droegen deze
lasten veelal op het hoofd, dan wel aan een van rotan gevlochten
draagstel op den rug. Deze koelies veroorzaakten nooit opont
houd en voorzagen in hunne eigen voeding, zoodat zij voor ver
voer buiten het gevechtsveld de voorkeur bleken te verdienen
boven de Javaansche en Madoereesche dwangarbeiders, hoewel
ook dezen zich voorbeeldig van hunne taak kweten. Voor de
zwaardere lasten bleken echter dwangarbeiders onmisbaar.
Het bleek wenschelijk, in streken, waar de bevolking alleen
gewend is aan het dragen van eenmansvrachten, voor het ver
voer van een sectie bergartillerie steeds te kunnen beschikken
over een flinke ploeg dwangarbeiders.
Op het gevechtsveld bleken alleen de dwangarbeiders niet
de vrije koelies bruikbaar te zijn.