16 affuit boven die op veerspooraffuit, zooals gemakkelijk is af te lei den uit de vergelijking der affuitstelsels. 2e. Proeven ter beoordeeling van de munitie en het verdere mate rieelen ter bepaling van eenige ballistische gegevens. Van de granaten en brisantgranaten werden onderzocht de scherfwerking, de mijnwerking, de uitwerking tegen borstwe- ïingen en daaiachter geplaatste doelen en tegen muren en de rookontwikkeling in het springpunt. Voor beoordeeling van het aantal springstukken werden eenige projectielen, stil hangende, tot springen gebracht. Daarbij werd bevonden: Projectielsoort. Aantal scherven. van meer dan 50 gram. van 10 tot 50 gram. van min der dan 50 gram. Ringgranaat 7 c.M. L/14. Idem. Gemiddeld. St. Brisantgranaat 7 c.M. L/14. Idem. Gemiddeld. St. Brisantgranaat 7 c.M. L/28. Idem. Gemiddeld. 14 20 98) 13 18 17 98 15 totaal 28 31 130 111 148 249 123 30 129 186 totaal 22 31 345 161 114 219 133 26 137 171 totaal 334 Hieruit blijkt, dat de scherfwerking van de stilliggende brisant- granaat grooter is dan van de ringgranaat; daar komt nog bij, dat de scherven van eerstgenoemd projectiel met grooter kracht worden weggeslingerd, zoodat b.v. de scherven van 10 tot 50 gram van de ringgranaat slechts bij uitzondering, die van de bri- santgranaat daarentegen steeds door 25 c. M. kemirihout sloegen. waarbij 85 en 86 gg segmenten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1908 | | pagina 28