17
Om de scherfwerking in beweging na te gaan, werden de grana
ten kort voor een kemirihouten schijf tot springen gebracht en de
uitwerking opgenomen.
7 C.M.
St. G.
13
0.75
27.2
23
4
L/28.
id
8.5
1
24.4
70
11
St. G.
8.2
0.5
12
35
2
7 c.M.
id.
9.5
0.5
27
29
17
L/14.
Ring G.
9.5
17.5
49
2
id.
9.5
0.7
8
43
3
De in verschillende geschriften uitgedrukte meening, dat om
goede scherfwerking te kunnen verwachten het springpunt zeer
nauwkeurig moet worden geregeld, en dit dicht vóór het doel moet
liggen, is, voorzoover uit het gering aantal schoten een besluit
mag worden getrokken, in overeenstemming met de hierboven
vermelde uitkomsten..
Om de mijnwerking der granaten na te gaan, werden er eenige
ingegraven en tot springen gebracht, nadat het 0,5 M. diepe
verticale dan wel horizontale gat, waarin zij staande dan wel
liggende waren geplaatst, gevuld was met aangestampten grond.
Daarbij bleek, dat de middellijn van het door het springende
projectiel gemaakte gat is:
bij de St. (brisant) granaat 0.5 M.
bij de ringgranaat 0.3 M.
Bovendien dringen de scherven van de St. (brisant) granaat
dieper in den omliggenden grond. Ook de mijnwerking van dit
projectiel is dus grooter dan van de ringgranaat.
Bij verschillende vuren werd van de granaten onderzocht de
uitwerking tegen borstweringen en daarachter geplaatste doelen.
Vuurmond.
Projec
tielen.
Ligging spring
punt vóór de
schijf in M.
Ligging spring-
puLt boven den
grond in M.
Zijwaartsche
verspreiding der
scherven in M.
Aantal
e
door
scher-
n.
mat
2.